Hugo Blom

Er stond een olifant voor mijn neus. Mijn hartslag steeg naar 240, of 420, o was ik maar vast dood. Als ik dit zou overleven, wist ik in ieder geval voortaan hoe mijn reptielenbrein werkt: ik ben een bevriezer. Dat kwam in dit geval heel erg goed uit, want de instructies van de gids hadden ook geluid: doe niets. Dat is nog best ingewikkeld wanneer lichaam en geest onafhankelijk van elkaar gaan opereren. Mijn gedachten verkleinden zich tot het besef dat ik hier net zo lang zou blijven staan tot die olifant in het niets zou oplossen, mijn lichaam leek uit elkaar te barsten van spanning en mijn spieren wilden ieder een eigen kant op. Vanuit een ooghoek hield ik de olifant in de gaten, en zij mij ook dacht ik, maar een olifantenoog verraadt niets, zo klein en donker is het. Deze uitputtingsslag leek vier jaar te duren, het waren vier minuten. Toen draaide ze zich een kwartslag, stampte wat jonge boompjes plat en vervolgde haar weg.

Het was goed om eens een echte olifant te ontmoeten, dat maakt de omgang met de soort vanzelfsprekender. Ze zijn namelijk overal. Vandaag stel ik me voor dat Jesse Klaver de eerste fractievergadering van GroenLinks moet leiden na het vertrek van fractiegenoot Zihni Özdil. De stoel van de olifant is leeg, waardoor hij alleen maar groter is geworden. De olifant had geprobeerd een gesprek op te nemen, de olifant had bijna een twitterverbod opgelegd gekregen, de olifant was op zijn achterpoten gaan staan. De dompteur was niet bevroren, had zijn zweepje gepakt en de olifant gemaand terug te keren op zijn schreden, maar de olifant laat zich niet commanderen, die draait zich een kwartslag en stampt vrolijk verder.