Hugo Blom

Mijn auto blies de laatste adem uit. 

Ik zou het wat minder pathetisch kunnen opschrijven, maar zo voelde het wel toen ik hem op de drempel van de garage waar hij jarenlang in leven was gehouden plotseling onder me in elkaar voelde zakken. Met een diepe zucht keerde de Citroën in zijn laagste stand terug en ik verbeeldde me zelfs dat ik een rookwolkje in de vorm van een dubbele, omgekeerde V bij mijn raam zag wegdrijven.

Ik zat er eerst wat verloren bij en holde toen maar naar de werkplaats om assistentie. De garagehouder en zijn monteur liepen op hun dooie gemak met mij mee terug, alsof ze al vermoedden dat haast zinloos was. De garagehouder nam nog professioneel plaats op de bestuurdersstoel, de monteur opende de kap, de sleutel werd omgedraaid, maar we hoorden alleen vogeltjes fluiten en voorbijfietsende pubers kletsen. ‘Ik vind het heel vervelend om het je te moeten vertellen, maar het is voorbij,’ deelde garagehouder K. me mee, wat ik natuurlijk al wist en ondertussen was ik trouwens aan het nadenken over een nieuwe auto, want de auto is dood, leve de auto.

De zoveelste, want ik heb er niet alleen nul verstand van, onderhoud is ook niet mijn sterkste kant. Dat had ook anders kunnen zijn, mijn grootvader van vaders kant was chef werkplaats in een automobielbedrijf, maar ik heb van hem alleen aanleg voor een grote neus en oren geërfd, en een wat opvliegend karakter.

In sommige families lijken talenten en soms ook carrières overerfbaar te zijn. De publieke omroep verwelkomde afgelopen week een De Mol jr. (van Linda) en een Van Westerloo jr. (van Fons). Ja, er werkt ook een Blom, maar die zou soms liever auto’s kunnen repareren.