In Hawija (Irak) kwamen in de nacht van 3 juni 2015 naar schatting zeventig mensen om het leven na een Nederlandse aanval op een IS-bommenfabriek. Bijna zeven jaar later vertellen nabestaanden aan Danny Ghosen hoe die apocalyptische dag hun leven veranderde.

Meneer Abdullah Saleh verloor vijf kinderen, zijn vrouw en een nichtje. Zijn oudste dochter stierf in zijn armen op weg naar het ziekenhuis. Hij probeert zijn leven opnieuw op te bouwen in Tikrit. De jonge Omar is boos op de Nederlanders. Zijn gezicht is verbrand en de kinderen in de klas pesten hem. Zijn vader is ten einde raad. Hij heeft geen geld voor de behandeling. ‘Waarom hebben ze ons gebombardeerd?’ vraagt hij, ‘Ze wisten toch dat er mensen woonden?’

Ondanks dat Nederland erkent dat er burgerslachtoffers zijn gevallen, weigert ze vooralsnog iedere aansprakelijkheid. ‘Het wordt tijd dat de Nederlandse overheid haar verantwoordelijkheid neemt,' stelt de burgemeester van Hawija. Na zeven jaar vechten hij en de bewoners nog steeds om erkenning, en vragen zij om een schadevergoeding voor de stad die in puin ligt en de levens die verwoest zijn.

De luchtaanvallen werden door de internationale coalitie omschreven als de ‘meest precieze in de geschiedenis van oorlogsvoering in de lucht.’ Ook Nederland deed mee aan de strijd tegen IS. In vier jaar tijd gooiden Nederlandse straaljagers meer dan 2.000 bommen op Irak en Syrië. In totaal voerde de coalitie 35.000 aanvallen uit.

Onduidelijk is hoeveel burgers daarbij gedood zijn. Het officiële getal staat op 1.410 maar mensenrechtenorganisaties spreken van een veelvoud en klagen over een gebrek aan transparantie van de deelnemende landen. De Nederlandse regering heeft - na onthullingen van journalisten van onder meer NRC, NOS en Telegraaf, en na druk van de Tweede Kamer - vier ‘incidenten’ toegegeven.

Advocaat Liesbeth Zegveld spant zich ook in voor de rechten van de nabestaanden: ‘We moeten te hulp schieten, dat is onze plicht.'