O'Hanlon laat ons kennismaken met zijn helden uit de negentiende eeuw, de tijd waarin hij zelf het liefst geboren had willen zijn. In de achtste (en laatste) aflevering van het eerste seizoen reist O'Hanlon de ondekkingsreiziger Percy Fawcett (1867 - 1925) achterna. Fawcett is een Brits ontdekkingsreiziger. Op verzoek van de Boliviaanse regereing verrichte hij landmetingen in het grensgebied van Bolivia en Brazilië. Hij onderzocht de bouwkunst van de Inca's en ging op expeditie naar een zogenaamde verborgen stad diep in de Amazone. Hij keerde nooit meer terug.

Tekst en foto's: Jonathan Maas

Op zoek naar een verdwenen stad

São Paulo, een sympathiek hotel midden in de hectische stad. Met muren in vrolijke kleuren - geel, oranje en diepblauw – en exotische planten in aardewerken potten en houten regentonnen. We zitten aan een lange houten tafel, op rieten meubels; de voltallige crew, op Redmond na. Die ligt op bed, hij trekt steden slecht. Waar een ander opleeft van de buzz van de stad en geniet van de chaotische infrastructuur, de handel langs de weg, de architectuur en het bestuderen van de mensenmassa, daar gaan de ogen van Redmond steeds ongelukkiger van kijken. De glans gaat er uit, het wordt doffer en uiteindelijk gaan de luiken dicht - Redmond gaat uit. Gelukkig voor hem is het onze laatste dag hier. We staan op het punt naar een ongerept stuk natuur te reizen: het Amazoneregenwoud. Daar waar Redmond opleeft en waar zijn held Percy Fawcett in 1925 hem voorging, samen met zijn zoon, op zoek naar een verloren stad midden in de jungle. De Britse Fawcett had hierover gelezen in een oud manuscript. Daarin schreef een Portugese ontdekkingsreiziger in 1753 over een stad met goud- en zilvermijnen midden in het Amazonewoud, een El Dorado. De bijzonderheden van de stad worden uitvoerig beschreven, de exacte locatie helaas niet. Fawcett en zijn zoon gingen op zoek maar keerden nooit meer van de expeditie terug. Er werd zelfs geen spoor van hen gevonden. De ironie van een ontdekkingsreiziger die niets heeft ontdekt. Of hij heeft wel iets ontdekt maar is nooit in staat geweest het te documenteren. Onze nieuwsgierigheid is er hoe dan ook door getriggerd en wij staan op het punt het Amazonegebied in te duiken.

vakantiegangers

O'Hanlon was er eerder. In de jaren tachtig reisde hij vier maanden lang door het Amazonewoud. Hij schreef er een boek over, In Trouble Again. Redmond trof er ondoordringbare stukken woud aan waar geen daglicht komt, stroomversnellingen waarin mensen omkomen, visjes die je piemel binnen zwemmen, larven overgebracht door vliegen en teken die onder je huid gaan zitten en daar steeds groter worden en Indianen waar je beter voorzichtig mee kunt zijn. Nu is het zo dat je een dergelijk avontuur nauwkeuriger voorbereidt dan O'Hanlon destijds deed wanneer je bent gewapend met zware camera’s en geluidsapparatuur en als je de ambitie hebt een onderhoudende documentaire te schieten in tien dagen tijd. Je probeert de grootste risico’s dan in te dammen. Maar toch: we gaan de jungle in en als er iets niet te voorspellen is dan zijn het de grillen van moeder natuur; zij volgt haar eigen modus. Op de houten tafel waar we aan zitten, liggen tussen de laptop en de blikjes Guaraná (frisdrank waar we geen genoeg van krijgen, mede door de klamme warmte waarin we ons begeven) boeken over Percy Fawcett en schriften met aantekeningen. We oriënteren ons vast op de komende dagen, niets is zo leuk als voorpret.

Morgen vliegen we naar Manaus en dan nog vijf uur rijden en we zijn in de jungle. Voor mij: de webpagina van Google. De researcher van de crew weet wat ik in moet tikken: Rio Preto da Eva, een Indianendorp in het Amazonegebied dat we onderweg zullen passeren. We verwachten afbeeldingen van houten hutten met hangmatten, midden tussen de bossen, lianen en bananenbomen. Blote Indianen met speren. Slapen tussen zoemende insecten en gillende apen. Zoiets. Maar Google toont ons beelden van een druk bevolkt stuk artificieel strand, resorts met zwembaden en vakantiegangers die poseren in bikini’s en dikke zonnebrillen. Wat nou authentiek ruw oerwoud, onbewoond door mensen maar vol met apen en gevaarlijke beesten? ‘Type eens Itacoatiara’, sommeert de researcher. Daar zullen we namelijk overnachten. Weer plaatjes van badende toeristen en afgetrainde gasten die in boardshort poseren en westside-gebaren maken voor de camera.

Het belooft wat. Alsof we naar Copacabana in Rio gaan. Is het echt zo erg gesteld of is Google van de rel? Zou ook dit stuk van de wereld door westerse beschaving zijn aangetast? De Braziliaanse economie boomt behoorlijk en de ontbossing ging er verleden jaar zes keer zo hard als het jaar daarvoor, dus het zou zomaar kunnen. Valt er hier nog wel iets puurs, moois en authentieks te ontdekken of treffen we straks Indianen aan met iPads en iPhones, die over moderne snelwegen cruisen door sojavelden en rookpluimen van industrie? Nog een nacht slapen en we zullen het weten.

brazilië

Taal: Portugees
Hoofdstad: Brasilia
Oppervlakte: 240 keer Nederland
Inwoners: 203 miljoen
Regeringsvorm: Republiek
Religie: overwegend katholiek
Munteenheid: Real

Het Amazonegebied beslaat ongeveer de helft van de totale oppervlakte van Brazilië. Het het hele noordelijke laagland wordt bedekt door tropisch regenwoud. Van deze 'longen' van de wereld is inmiddels al tien à vijftien procent verdwenen; houtkap, mijnbouw, landbouw en veeteelt leiden tot ontbossing en milieuvervuiling. Naar schatting leven er nog 120.000 indianen.

rooksluiers

Vliegend op Manaus valt de ontbossing onmiddellijk op: vanuit de lucht zie je lange lappen regenwoud die ineens eindigen in groene weilanden, alsof het Duitsland is. Op de luchthaven krijg ik een folder in mijn handen gedrukt: Amazon Gero Tours, voor de avontuurlijke toerist die georganiseerd en met minimale risico’s de jungle in wil. In de folder staan plaatjes van lachende toeristen in hangmatten, fabelachtige zonsondergangen en mensen die met hun bord in de hand langs een buffet lopen. Ontdekkingsreizen in de 21e eeuw. De rit naar Itacoatiara leidt langs restaurants, hotels, tropische spa’s, volleybalveldjes, bushaltes en huizen met gecultiveerde tuinen waarin kabouters staan - al dan niet met kerstmuts op, het is half november. Oude bussen staan te vergaan tussen bomen langs de weg, in plassen en veldjes die we voorbijgaan slingeren rubberen autobanden. De lucht is tropisch klam en het duurt niet lang voordat de sluizen van de hemel opengaan. Uit de bossen doemen mystieke rooksluiers op. Het is lastig te zeggen of het nevel is of dat er stukken bos worden platgebrand. Naast de huizen staan namelijk niet zelden zwartgeblakerde kale stammen, die de bloei van eens weelderige bomen suggereren. Aan sommige bomen langs de weg hangen trossen limoenen. Onze bus wordt regelmatig ingehaald door stoere meiden op motoren en door jongens die rijden met pompende beat en de ramen open. We rijden door Rio Preta da Eva en Google heeft ons gisteravond inderdaad de naakte waarheid getoond: kunststrand met toeristen onder parasols en winkel na winkel met badleding, slippers, strandlakens en –speelgoed. Snel doorrijden. Vijf minuten later zien we gelukkig weer bos. Redmond is in extase, hij ziet een leeuwaapje.

terra preta

Het is zaterdagavond wanneer we Itacoatiara binnen rijden, de uitgaansavond. Ons hotel bevindt zich aan de flaneerboulevard. Voornamelijk jonge mensen maar ook gezinnen kuieren over een pad dat tussen twee rijstroken in naar de kroegen leidt. Casual en tropisch gekleed –korte broeken, T-shirts, tanktops en op slippers - wandelen ze op en neer de boulevard, sommigen met flessen drank in de hand. Over de weg scheuren jongeren op scooters richting het centrum. De Braziliaanse vrouw beweegt zich voort onder het motto if you have it, flaunt it: zij laat haar rondingen graag zien. Wij gaan ook richting het centrum, naar een restaurant aan het water waar we de archeologe Helena Lima ontmoeten. Lima doet hier in het regenwoud onderzoek naar zogeheten terra preta: archeologische grondsoort die is gecreëerd door uit planten in de omgeving houtskool te maken en deze te mengen met de aanwezige aarde. Door mensen gemanipuleerde aarde dus.

De oudste terra preta die hier in het Amazonegebied is gevonden dateert volgens Lima van 2000 jaar geleden. Een desillusie voor degene die dacht dat de jungle een onontdekte en onaangetaste wildernis is. Er blijkt al duizenden jaren een beschaving te hebben geleefd die zijn voetsporen heeft achtergelaten en de omgeving niet ongemoeid heeft gelaten. In de terra preta worden ook potscherven gevonden, dat erop wijst dat er een beschaving met een cultuur moet hebben geleefd. Helena Lima oogt jonger dan de 34 jaar die ze is. In haar groene baggy trainingsbroek, oversized T-shirt, witte sportsokken en het haar in een paardenstaart ziet ze er uit als een olijke twintiger, afkomstig uit de suburbs van Amerika. In het restaurant geeft ze haar zes maanden oude baby de borst, terwijl ze driftig bier drinkt en de ene na de andere sigaret opsteekt. De volgende dag gaan we met haar op pad, het woud in waar ze onderzoek doet.

We rijden naar de oever waar de boot op ons wacht; langs winkels en een markt, waar exotische vissen met snorharen en een huid van een soort slangendesign onder felgekleurde parasols liggen uitgestald: surubi vis. Tussen de viskramen in spelen mannen op een vrieskist een kaartspel. We worden ingehaald door een motortaxi; de chauffeur draagt een afbeelding van Jezus op zijn gele reddingsvest. Als je bij hem achterop Jezus voor bijstand nodigt hebt zitten wij in de auto veiliger. Het is er nog droog ook; prettig, want het begint weer te storten. Binnen no-time staat de hele stad blank, kinderen rennen op hun blote voeten door de natte straten. We komen bij de rivier aan. Kippen lopen er in straatvuil rond te pikken. Vissersbootjes varen af en aan. We stappen op de boot en varen langs groene rotsoevers waar bomen schots en scheef houvast zoeken met een wirwar van wortels. In het bos staan houten huisjes op palen. Over het water hangen flarden mist. Roze dolfijnen springen in het water rond, een grote toekan slaat ons gade vanaf een kale stronk in de rots.

ontberingen

Het cliché is dat je tijdens het reizen niet alleen de omgeving ontdekt maar ook jezelf – onthutsende kanten van je persoonlijkheid waarvan je het bestaan niet bevroedde. Redmonds reisgenoot tijdens zijn eerste trip door het Amazonewoud was zijn vriend Simon, een stadsjongen die van rock ’n roll en spannende meiden hield maar die ook wel te porren was voor vier maanden avontuur met Redmond. Hij had alleen geen rekening gehouden met smerig eten, een lokale bevolking die andere omgangsvormen hanteert dan de Britse middenklasse, Redmonds buitenissige passie voor vogels en andere exotische beesten en de ontberingen die nu eenmaal horen bij een reis door een grillig stuk natuur. Bij de eerste blik op mijn fluorescerende gympen in Amerika drie reizen terug had Redmond waarschijnlijk al het vermoeden dat hij met eenzelfde soort geval te maken had. Hij keek niet afkeurend, wel licht spottend en hij hield me iedere reis nauwlettend in de gaten hoe ik reageerde op bizar voedsel en ander ongemak.

Een favoriete bezigheid van hem hier op de Amazone is doen alsof er een anaconda mijn nek in kruipt, in de hoop dat ik me het apelazarus schrik. Simon trok het op een gegeven moment niet meer, hij brak de reis voortijdig af en liet Redmond alleen achter in het regenwoud. ‘Waarom zou ik blijven’, brulde hij tegen Redmond. ‘Waarom moet ik me de hele dag laten steken door mieren en wespen en horzels en bijen? Het is niets dan regen en muskieten en almaar diezelfde klotebomen en eindeloze rivieren en weerzinwekkend eten en aldoor drijfnatte kleren. Er is geen wijn, er zijn geen vrouwen en je kunt nergens fatsoenlijk schijten. Mijn camera’s zitten totaal vol met schimmel en viezigheid en parasieten en af en toe een visje. Het is te erg. Voor jou is het anders. Jij hebt geen smaakpapillen, jij vind alles even prachtig. Jij bent zo gevoelig als een rinoceros en bovendien ben je manisch. Je raakt opgewonden, elke keer dat je een nieuwe vogel ziet. Terwijl ik alleen maar denk: daar heb je weer zo’n stomme vogel.’

Hier in de jungle voel ik me een beetje de nieuwe Simon. Na vier reizen met Redmond kom ik erachter dat ik eigenlijk niet zo van natuur houd. Oké, een dag in het regenwoud is prachtig. De geluiden, de geuren, de in het water dansende dolfijnen... Maar dag twee is gewoon meer van hetzelfde. Meer bomen, nog meer groen. Leuk: mooie vogel, kekke snavel. Boring! Waar Redmond binnen een halve dag een wegtrekker krijgt in São Paulo en hier helemaal in zijn sas is, verlang ik na een dag in de jungle vooral naar een goed glas caipirinha in een leuk café, vol met mensen in plaats van apen en vogels.

heftig debat

Voorlopig niets van dit alles. We meren we aan bij een van de houten huisjes langs de kant, gehuurd door het team van Helena Lima. De zon fikt nu flink, het zweet gutst ons van het lijf. We ontmoeten twee mensen uit Lima’s team: haar man Bruno, ook archeoloog, en een Italiaanse archeologie, Martha. In het huisje staat een serie lege blikjes bier op de grond, aan een waslijn dwars door het huis hangen sokken, zwembroeken en bikini’s te drogen. Recht tegenover het huisje is de plek waar Lima en haar collega’s zoeken naar terra preta. Direct daarnaast bevinden zich petrogliefen: tekeningen die eeuwen geleden in de rots zijn gekrast, gekerfd of gehakt. Deze plaatjes tonen een soort Ghostbusters; spookjes met holle ogen en open monden. Andere lijken meer op smileys – sms-cultuur avant la lettre. De vraag is of de Indianen die deze tekeningen hebben gemaakt ook verantwoordelijk zijn voor de terra preta die hier wordt aangetroffen – allemaal onderwerp van het onderzoek van Lima.

Lima neemt ons mee naar haar excavation site, zoals dat heet. Hier wordt de terra preta uitgegraven, in een diepe kuil met blauw tentzeil eroverheen ter bescherming. Ze laat de grondsoort zien waar het om gaat: zwarte aarde met bruine stukken ertussen en af en toe een potscherf of stukje keramiek dat je aantreft als je de schep aarde uit zeeft. Lima schraapt de aarde voorzichtig met een schepje van de zijkanten van de kuil. Ze vertelt dat haar eigen carrière van start ging op het moment dat de discussie omtrent terra preta van start ging, eind negentiger jaren. Een heftig debat, want dit stuk archeologie maakt gehakt van het idee dat het Amazonewoud een maagdelijk natuurgebied is. Linke soep, menen sommigen, met name degenen aan de linkerflank van het politieke spectrum. Wat als blijkt dat hier al eeuwenlang grote groepen mensen wonen die knoeien met de aarde en er landbouw bedrijven? Wat is dan het nog probleem als de moderne mens hetzelfde doet? Wat is er dan op tegen wouden te kappen voor sojateelt of om wegen aan te leggen voor een benodigde infrastructuur?

dunne lijn

Volgens Lima is het belangrijk om onderscheid te maken tussen constructie en deconstructie. ‘Terra preta werd niet alleen veroorzaakt voor een vruchtbaarder landbouw’, stelt Lima, terwijl ze met haar witte sportsokken in de kuil staat – schoenen moeten uit om de archeologische plek niet te beschadigen, maar waarom ze voor de gelegenheid maagdelijk witte sokken heeft aangetrokken is de grote vraag. ‘Het was een resultaat van het alledaagse leven dat werd geleid. Mensen woonden in de jungle en verbrandden er hun afval. Met de houtskool die ze maakten, bewerkten ze de aarde, waar de grond vruchtbaarder van werd. Veel bewoners van het Amazonegebied doen dit nog steeds: ze bouwen huizen, kappen hout en maken vuur. Zij construeren daarmee archeologische grond en doen precies hetzelfde wat hun voorvaderen hebben gedaan. Een stad bouwen, wegen aanleggen en de omgeving industrialiseren is wat mij betreft een ander verhaal. Dat is deconstructie.’ Lastig om te stellen, geeft ze toe. Lima: ‘Het is een dunne lijn en een subjectieve grens.’

Maar er is natuurlijk ook nog wel een verschil in de schaal waarop de aarde wordt bewerkt: rommel je wat met een paar vierkante meter om het huis heen voor je eigen eten of worden er massa’s woud gekapt voor landbouw om megasteden te voeden? Anderzijds gaat de Braziliaanse wetgeving naar Lima’s smaak weer te ver in het beschermen van terra preta grond. Niemand mag knoeien met de aarde in terra preta gebied. Ironisch, want de archeologische vondsten zijn juist ontstaan doordat mensen het gebied bewoonden en er hun voetafdruk achterlieten. Er zijn wetenschappers die stellen dat tien procent van de Amazone bestaat uit terra preta.

De alleroudste terra preta ooit gevonden is van zes duizend jaar geleden. ‘Van de terra preta die we hier aantreffen leren we dat beschavingen gemigreerd zijn, er is een diaspora’, leert Lima ons. ‘Vaak treffen we in de omgeving van oudere terra preta op steeds meer plekken nieuwere terra preta, wat duidt op een bevolkingstoename. De oudere terra preta vinden we dichtbij rivieren, maar rond de elfde en twaalfde eeuw zijn mensen ook op andere plekken gaan wonen. Als het oerwoud in gaat vind je nog veel meer sporen van menselijke interventie. Sommige palmbomen hadden niet kunnen groeien zonder bemoeienis van de mens, dat kunnen we zien aan de zaden. Maniok groeit ook niet zonder menselijke interventie.’

gadgets

Percy Fawcett was dus niet op zijn achterhoofd gevallen toen hij meende dat er wel eens een stad en een beschaving midden in de Braziliaanse jungle zou kunnen zijn. Iemand die daar ook zonder terra preta van overtuigd is, is James Lynch, een stinkend rijke bankier die er in zijn vrije tijd graag op uittrekt. Wanneer we hem ontmoeten in zijn luxe appartement in São Paulo oogt hij noch als een bankier, noch als een avonturier. Zijn flat is smaakvol ingericht: een glanzend gelakte houten vloer, twee zithoeken met ruime fauteuils, stapels boeken op tafel, Afrikaanse maskers aan de muur en een leeuw van hout achter de bank - eerder het appartement van een bereisd en erudiet schrijver. Lynch praat traag en met ironie, zijn bril is in zijn grijze haar gestoken. Een week later treffen we hem in Serra do Roncador, in de staat Mato Grosso. Hier zou Percy Fawcett zijn verdwenen, in het Roncador gebergte. Ook hier is regenwoud, al is veel verdwenen ten gunste van de landbouw. Waar ooit tropische bossen waren, staan nu schapen te grazen.

Lynch heeft met een expeditie halverwege de jaren negentig gepoogd de locatie van Percy Fawcetts laatste kamp te achterhalen. Hij werd echter gegijzeld door de Kalapalo, de indianenstam die ervan wordt verdacht de Fawcetts te hebben gedood. Weer eens iets anders dan de dreiging van een bankfaillisement. Na drie dagen onderhandelen lieten de Indianen James en zijn zoon gaan. Ze hadden toen wel voor ongeveer dertigduizend dollar aan spullen van hen gestolen. Want Indianenjongeren blijken tegenwoordig meer geïnteresseerd in elektronische gadgets dan in een speer of tomahawk. ‘Wij als westerlingen vinden het romantisch en authentiek wanneer zij in de jungle zonder elektriciteit zitten, maar zij zien dat zelf anders’, weet Lynch. ‘Ik vind het jammer dat oude culturen en tradities dreigen te verdwijnen maar ik vind ook dat iedereen het recht heeft om zijn leven te verbeteren naar eigen inzicht. In veel Indianendorpen is er tegenwoordig internet. Jongeren spenderen hun tijd online en voor de tv en hebben niet meer het geduld en de interesse om naar de mondelinge overleveringen van hun ouders te luisteren. Liederen, ceremonies en verhalen gingen altijd van mond op mond omdat ze niet op schrift zijn gesteld. In twee generaties zal hun cultuur zijn uitgestorven, verwacht ik. Door preservatie blijft de cultuur misschien nog soort-van levend. Mijn kleinkinderen kunnen straks notie nemen van wat er verloren is gegaan door een georganiseerde tour door zo’n gebied te maken. Maar het wordt zo wel erg Walt Disney.’

James Lynch en Redmond O'Hanlon rusten onderweg.

‘Wat is het verschil tussen een dood iemand en een levend persoon?’, vraagt ze, retorisch bedoeld. Ze geeft meteen zelf het antwoord: ‘Bewustzijn. Ik voel me hier schoner, beter en gezonder, maar vooral veel bewuster dan ergens anders.’

zweefmensen

Lynch ziet er nu heel anders uit dan een paar dagen terug in São Paulo: korte katoenen broek, outdoor overhemd en zijn haar wat rommelig. Het mythische verhaal van Percy Fawcett trekt veel toeristen naar het Roncador gebergte die geloven dat de omgeving speciale energie bevat en dat het bronwater er bijzonder is – Lourdes in Brazilië. Regina Coeli bijvoorbeeld, groet me met een lichte buiging, haar handen gevouwen. Ze draagt een blauwe bloemetjesjurk en slippers. Ze heeft 400 kilometer vanaf haar woonplaats gereisd om hier te mediteren en energie op te snuiven. Wat er zo bijzonder is aan deze energie? Coeli zucht. ‘Wat is het verschil tussen een dood iemand en een levend persoon?’, vraagt ze, retorisch bedoeld. Ze geeft meteen zelf het antwoord: ‘Bewustzijn. Ik voel me hier schoner, beter en gezonder, maar vooral veel bewuster dan ergens anders.’

We gaan de berg op, het woud in, naar een bijzondere plek waar volgens Coeli de energie op z’n best is. Redmond, die alles wat niet wetenschappelijk te onderbouwen valt maar niets vindt, is sikkeneurig en dwars. Onderweg naar boven moeten we takken van ons wegslaan om een pad te banen, luchtwortels hangen langs de rotsen als spaghetti uit de hemel. Er ritselt van alles in de bush, hagedissen schieten onder onze voeten door. Een ondraaglijke stank dringt onze neusgaten binnen wanneer we een rotsholte passeren: vleermuizenpoep. Na ruim een half uur klimmen, zijn we bijna bij de plek aangekomen. We horen een vreemd geluid, een soort eentonig gehum, abstracte en nasale klanken. In een bemoste grot zitten een man en een vrouw met gesloten ogen te mediteren en te chanten: Murilo en Cintia Bortolozzi, een artsenstel en vrienden van Regina Coeli. Een strook licht schijnt de grot in, water sijpelt langs de rotsen. Het is niet dat ik meteen van al mijn allergieën en trauma’s wordt verlost, maar speciaal is het hier wel. ‘Deze plek is een kathedraal voor ons’, vertelt Murilo met een gelukzalig gezicht, als hij is uitgechant. Murilo gelooft dat de rotsstenen hier door middel van geluidsresonanties communiceren.

Redmond vleit zich fronsend neer bij de hond van het stel en zegt liefkozend: ‘You’re the only sensible one here’. Als het chanten er op zit en we weer beneden zijn, valt Cintia, overmand door emoties, snikkend in de armen van Mauro, bekend als ‘Maurinho do Roncador’. Mauro kocht in 1994 de grond hier onder de rotsen. Je moet zijn erf op voor toegang tot de rots en daar verdient Mauro zijn boterham mee. Een paar maanden na het kopen van de grond in 1994 kreeg Mauro een ongeluk, zo wil het verhaal. Hij raakte verlamd en zou volgens de doctoren minstens een jaar in een rolstoel zitten. Dezelfde maand kreeg hij een droom, waarbij hij uit zijn lichaam trad en de opdracht kreeg het water uit de Roncador-rotsen te drinken. Hij zou daar beter van worden. Hij volgde het gebod en warempel: acht dagen later stond hij op uit de rolstoel, compleet genezen. Sindsdien wil hij deze speciale plek delen met ‘mensen die er dezelfde waardering voor hebben’. Hij heeft bungalows om zijn eigen huis gebouwd waar de spirituele toeristen kunnen verblijven. Slaat hij niet gewoon een slaatje uit deze zweefmensen? ‘Ik word er niet rijk van en ik heb nooit publiciteit gemaakt,’ reageert hij, al adverteert hij wel met een website. ‘Ik kan er van leven’, zegt hij. ‘Op deze plek kunnen wonen en werken is mijn rijkdom.’

energiemigratie

O'Hanlon mag dan de kriebels krijgen van het paranormale en de wetenschap tot religie hebben gemaakt, maar is het niet juist de bovennatuurlijke wereld waar nog veel te ontdekken valt? Onze aarde is onderhand wel in kaart gebracht, elke vierkante meter is tot consumptieparadijs omgetoverd. Maar hoe zit het met datgene wat ons oog niet kan zien maar wellicht wel bestaat? Ik vraag het James Lynch, die behalve bankier, avonturier ook nog medium is. ‘Er valt nog veel te ontdekken over energiemigratie en –golven’, zegt hij. ‘Neem de telefoon op, een mobiele doos die nergens op is aangesloten en waarmee je met iedereen op elke mogelijke afstand kunt communiceren. Er zijn zo veel dingen die we niet zien maar waar we wel gebruik van maken. Ik denk dat er nog veel frequenties en vibraties zijn die nog ontdekt moeten worden. Niets is sneller dan het licht, was altijd het idee. Nu is er een deeltje ontdekt dat waarschijnlijk wel sneller is dan het licht. Er is altijd een nieuwsgierigheid geweest om over de heuvel te kijken om te zien wat er aan de andere kant is, door de hele geschiedenis heen. Dat zal zo blijven. Ik weet niet waarom we dat nodig hebben en waarom we niet gelukkig kunnen zijn met wat we hebben en weten. Het gras is altijd groener aan de overkant, ongeacht van waar je je bevindt. Het gaat steeds verder. Wat wordt de volgende heuvel die we over gaan? Laten we naar de maan gaan. Naar Mars. Wat zal hierop volgen?’