Het Spoor Terug
Het feest der dwazen: carnaval
Over de geschiedenis van het carnavalsfeest, de rol van religies, het verbod van lokale overheden op het dragen van maskers na de Eerste Wereldoorlog, de hetze van de katholieke kerk tegen het onzedelijk karakter van het carnaval in de dertiger jaren, het carnaval tijdens de Tweede Wereldoorlog, de invloed van de katholieke kerk na de oorlog, over het prins-zijn, over 'Hollanders' en de carnavalsliedjes.
Met verhalen van ooggetuigen uit Roermond, Geleen, Weert en
Den Bosch.
Inleidende teksten:
Tekst 1
Carnaval heeft een lange traditie. Sommigen zien de oorsprong in een heidens lentefeest met zijn vele vruchtbaarheidsrituelen. Anderen leggen verband met het Romeinse rijk waar slaven voor enkele dagen de rol van hun meester overnemen. En in de middeleeuwen is er een volksfeest, dat door de katholieke kerk is overgenomen om de drempel van de vastenperiode te verlagen.
Hoe het ook zei, in al die oorsprongsverhalen zie je overeenkomsten: er zijn vermommingen, er wordt veel gegeten en gedronken, de bestaande orde wordt op zijn kop gezet en er trekken praalwagens rond.
Maar het carnavalsfeest is in Nederland in het begin van de 19e eeuw vrijwel verdwenen. De strenge calvinisten moeten niets hebben van de paapse stoutigheid. Alleen in het zuiden eet en drinkt het `lagere' volk buitensporig wat vaak gepaard ging met seksuele uitspattingen en vechtpartijen.
Hierin komt verandering wanneer vanuit Duitsland het georganiseerde carnaval overwaait. In enkele grotere Limburgse steden wordt door de gegoede burgerij carnavalsverenigingen opgericht. Het doel van die verenigingen is simpel: het volkse feest moet veredelt worden door het in goede banen te leiden. Carnaval moet van straat gehaald worden. Dat wordt bereikt door in zalen tijdens deze dagen toneelstukken op te voeren, sketches en liederen ten gehore te brengen of `fatsoenlijke' gemaskerde te organiseren. En het werkt.
In het begin van deze eeuw worden al in veel grote steden, zij het sporadisch, optochten gehouden met harmonies, schutterijen, enkele praalwagens en enkele verkleedde mensen als deelnemers. Vaak staat zo7'n optocht in het teken van een historische gebeurtenis die terug grijpt op de middeleeuwen. Zo ook in het Limburgse Weert. De 61-jarige Huub van den Bosch herinnert zich het verhaal van zijn moeder:
Tekst 2
Maar het georganiseerde carnaval staat nog in de kinderschoenen. Gemaskerde bals en cafés blijven in die dagen veel mensen trekken, soms wordt een carnavalskrantje vol plaatselijke grappen en grollen uitgegeven, maar optochten zijn een zeldzaam verschijnsel. Het openbare carnaval lijkt definitief een halt te worden toegeroepen als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt.
In Limburg wordt door het militair gezag het dragen van maskers, optochten en verkleedpartijen verboden. De Limburger Koerier schrijft in 1915:
Tekst 3
Na de Eerste Wereldoorlog blijft het verbod op de carnavalsviering in veel Limburgse steden gehandhaafd. Maskers op de openbare weg mogen nog steeds niet gedragen worden en vergunningen voor optochten worden geweigerd. Carnaval speelt zich binnen vier muren af. In cafés, in sociëteiten en in zalen die door een vereniging worden afgehuurd. Alleen daar mag gedanst worden. De 84-jarige Roermondenaar Sjra Puts over die jaren na de Eerste Wereldoorlog:
Tekst 4
Trots zingt de de 74-jarige Jan Soners over zijn geboortestad Den Bosch. Daar wordt al vanaf 1882 carnaval gevierd. Anders dan in Limburg, bourgondischer zoals men zelf zegt. Het carnaval in Den Bosch is een groot toneelstuk. Elk jaar wordt de stad omgedoopt tot het durpke Oeteldonk. De burgemeester wordt vervangen door door de persoon van Peer van de Muggenheuvel en de heerser van Oeteldonk is de `buitenlandse' prins Amadeiro. Die geeft het startsein van het carnaval door een standbeeld van Knillis te onthullen, stichter van het boerendurp.
Het carnaval speelt zich in de twintiger jaren vooral op straat af, de `boeren' dweilen in grote groepen van café naar café. De stad kent dan ook geen verboden zoals in Limburg. Even is er in 1919 sprake geweest van een optochtverbod, maar door de felle reacties van de bevolking wordt dit verbod weer ingetrokken. Totdat in 1928 de burgemeester van Oeteldonk,Peer van de Muggenheuvel, voor de radio elke Nederlander uitnodigt om in zijn stad carnaval te vieren. Duizenden van buiten Den Bosch stromen toe met als gevolg heftige vechtpartijen.
De meerderheid van de katholieken in de gemeenteraad besluit dat op straat geen muziek meer mag worden gemaakt, de optocht niet meer plaats mag vinden en de kroegen zich moeten houden aan een sluitingstijd. Ook de kerk doet een duit in het zakje: tijdens de drie dagen voor carnaval moet elke katholiek verplicht deelnemen aan het 40-urengebed, om de mensen van de straat te houden.
In deze tijd van verboden groeit Jan Somers op in het hartje van Den Bosch:
Tekst 5
Begin dertiger jaren heerst nu in heel zuid Nederland een anti carnavals-stemming. Niet alleen lokale overheden zijn tegen, maar ook allerlei maatschappelijke instellingen trekken van leer tegen het carnaval. Het katholieke Centraal Bureau "Voor Eer en Deugd" bijvoorbeeld stuurt in 1932 een brandbrief naar alle burgemeesters van Limburg en Brabant, waarin carnaval wordt beschreven als een feest der uitspattingen:
Tekst 6a
Veel gemeenten geven gehoor aan de oproep en gooien daarmee de knuppel in het hoenderhok. De grote verontwaardiging bij een talrijk publiek sloeg om in een rel, zoals blijkt uit een krantenverslag van 19 januari 1932 over de spanningen in Sittard:
Tekst 6b
In de Limburgse bisschopsstad Roermond blijft de gemeenteraad de vergunning voor een optocht weigeren en het maskeradeverbod is in deze crisisjaren nog steeds van kracht. Thei Kohl, 67 jaar, verteld waarom:
Tekst 7
Uiteindelijk zien de lokale overheden in, dat verboden alleen maar een averechtse werking hebben. Vanaf het midden van de dertiger jaren worden de verboden in de meeste steden ingetrokken en mag op straat weer carnaval gevierd worden.
Den Bosch wordt weer omgedoopt tot Oeteldonk, er trekt weer een optocht door de straten en op zondagmiddag houdt prins Ameidero tijdens het matinee zijn troonrede. Het matinee is een programma vol liedjes, sketches en dans. De hoofdrol wordt vertolkt door de nu bijna 85-jarige Gientje Spiero:
Tekst 8
Het carnaval is voor de kinderen in die tijd een aparte belevenis. Ook voor Frans Smeets, 66 jaar en in Weert beter bekend als Cis de Kapper:
Tekst 9
In Weert wordt de optocht georganiseerd door de vastelovundjvereiniging de Rogstèkers. De verschillende bals trekken hierdoor weer volle zalen en op de straten is het een drukte van jewelste. Huub van den Bosch:
Tekst 10
In Roermond is inmiddels ook een carnavalsvereniging opgericht die zichzelf Den Uul noemt. Zij moet voortaan leiding geven aan de carnavalsviering. De optocht die voor het eerst weer sinds jaren in 1937 door de straten trekt veel bekijks. Een van de hen is Thei Kohl. Hij geeft een opsomming van wat hij toen zag:
Tekst 11
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt er officieel nergens carnaval gevierd. Maar ondanks de bezetting en de ellende wordt heimelijk wel degelijk het carnavalsfeest `herdacht'. Zo worden de cafés tijdens de drie dagen opmerkelijk druk bezocht. Clubhuizen van sportverenigingen organiseren speciale avonden en in de huiskamers worden liedjes gezongen en gedanst. Jan Somers:
Tekst 12
In de jaren die volgen herrijst naast Nederland ook weer het carnaval. Vanaf 1947 worden er bijna overal weer optochten georganiseerd. Niet alleen in de steden maar ook in de dorpen. Toch blijft de katholieke kerk tegenwerken. Waar zij kan, verbiedt de kerk de viering van het carnaval. Dat ondervindt Huub van den Bosch, die in Roermond als `intern' op de strenge Bisschoppelijke Kweekschool voor onderwijzer studeert. Tijdens de carnavalsdagen krijgt hij geen vrij. Ook niet als de optocht voorbij trekt:
Tekst 13
Maar over het algemeen reiken de knevels van de kerk niet veel verder dan de kansel en de schoolmuren. Niets kan de echte carnavalist er van weerhouden het feest te vieren. Totdat op 31 januari 1953 de radio het volgende bericht uitzendt:
Tekst 14
Tot zover de Roermondenaar Sjra Puts. In alle plaatsen in Limburg en Brabant wordt het carnaval afgelast. Ook in Den Bosch. Jan Somers:
Tekst 15
De volgende jaren wordt de draad met extra energie weer opgepakt. Kenmerkend in de jaren '50 is de sterke ontwikkeling van de carnavalsvereniging. Als paddenstoelen vliegen ze uit de grond. Elk gehucht, buurtschap of straat richt een eigen vereniging op. Vaak alleen maar om gezamenlijk een praalwagen te bouwen of om met zijn allen in de optocht mee te lopen.
In Limburg is de Raad van Elf het college dat de verantwoordelijkheid draagt voor de carnavalsviering. Een van de taken van de Raad van Elf is de keuze van de prins die, in tegenstelling tot veel Brabantse steden ,in Limburg elk jaar opnieuw gekozen wordt. Huub van den Bosch, inmiddels onderwijzer in Weert, wordt in 1960 gevraagd om in de raad zitting te nemen en vertelt, na eerst een liedje te zingen, hoe de prinskeuze in zijn werk gaat:
Tekst 16
Thei Kohl is direct na de oorlog naar Amsterdam verhuisd, om als redacteur buitenland bij de Volkskrant te gaan werken. Met de carnavalsdagen keert hij echter steeds terug naar zijn geboortestad Roermond. Waarschijnlijk om die reden wordt hij in 1961 gevraagd om prins van Roermond te worden. Het Polygoonjournaal volgt hem:
Tekst 17
De bals waar Thei Kohl over spreekt vormen een belangrijk onderdeel van het Limburgse carnaval. Soms alleen maar toegankelijk voor enkele uitverkorenen, soms voor het gewone publiek. Cis de Kapper heeft op die verschillende bals als kelner gewerkt:
Tekst 18
Ondanks het feit dat carnaval in de jaren '60 een algemeen aanvaard verschijnsel is, is er incidenteel nog steeds sprake van een tegenwerking van katholieke zijde. Dat ondervindt Huub van den Bosch midjaren zestig:
Tekst 19
Aan het einde van de jaren zestig stellen de tot dan toe vrij gesloten carnavalsbolwerken zich opener op. De tijd dat slechts gegoede burgers leiding geven aan de viering van het carnaval is voorbij. Maar voor Jan Somers, die in 1970 te maken krijgt met verkiezingen blijft het een mannenclub:
Tekst 20
Ook Huub van de Bosch erkent dat het georganiseerde carnaval uit louter mannen bestaat:
Tekst 21
Begin jaren '70 begint de Hollander belangstelling voor het carnaval te krijgen. Vele van hen trekken tijdens de carnavalsdagen naar het zuiden om te zuipen en te feesten. Want dat is het beeld van carnaval. Voor vele zuiderlingen een doorn in het oog. Ook voor Jan Somers
Tekst 22
Een andere doorn in het oog voor de zuiderling is de massale productie van Hollandse carnavalshits vanaf de jaren '70. Stupide teksten slaan aan, ook in het zuiden. Zodanig zelfs dat in 1976 de gezamenlijke Limburgse carnavalsverenigingen een boycot aankondigen van het Hollandse carnavalslied. Huub van de Bosch en Sjra Puts over de redenen:
Tekst 23
In de jaren '70 en '80 krijgt het carnaval in de meeste steden een steeds commerciëler karakter. Lokale sponsors worden aangetrokken om begrotingen die soms meer dan een half miljoen bedragen te kunnen dekken.
En dat is niet de enige verandering die plaatsvindt. Ook de katholieke kerk heeft, na jaren van tegenwerking, het carnaval omarmt. De doorbraak vindt plaats in Roermond waar een prins vanaf de kansel een preek mag houden. In Den Bosch zit op carnavalszondag de kathedraal afgeladen vol met verklede mensen. En in Weert is dit jaar ter gelegenheid van het 66 jarig bestaan van de Rogstekers een speciale dialectmis gehouden:
Tekst 24
Ondanks het feit dat tegenwoordig veel Limburgers en Brabanders liever naar de wintersport gaan dan carnaval te vieren blijft voor de echte carnavalist het vastenavondfeest een onmisbaar stukje leven. Jan Somers, Huub van de Bosch en Sjra Puts:
Tekst 25
De vrouw van Sjra Puts is het daar niet helemaal mee eens: