Studio 54 was destijds het mekka van disco-glamour en de blanke celebrity cultuur in Mid-Town. Dansen op underground disco deed je in The Paradise Garage in King Street, downtown. In de omgeving van TriBeCa vond je punkclubs als Mudd Club en na een avondje The Ramones kijken in CBGB kon je bij het ochtendgloren nog altijd terecht in de afterhours club Save The Robots in de East Village. Een opwindende chaotische tijd.
Er waren zoveel verschillende stijlen muziek tegelijk populair die feitelijk totaal tegenover elkaar stonden qua publiek en stijl. Toch wisten enkele namen uit deze gesegregeerde chaos zich op te werken tot de helden van de nieuwe generatie. Talking Heads, Blondie, Kid Creole waren populair bij de dansers in Studio 54 maar ook in de Mudd Club. Op de dansvloer van een voornamelijk zwarte club als The Paradise Garage kon je Kraftwerk of Human League horen naast 70s disco-diva’s als Gwen Guthrie of Grace Jones.
Het meest schokkende van deze multiculturele cross-over was de opkomst van de antihelden, de outcasts, underground artiesten die flink aanschopten tegen het establishment maar desondanks nog gevierd werden, ook buiten hun eigen kring. Denk aan Lydia Lunch, Lizzy Mercier-Descloux, Glenn Branca of Material en vooral aan James White, één van de grootste rebellen sinds James Dean of Chet Baker. Ook bekend onder zijn eigen naam, James Change. Als James White was hij een fenomeen, een supercoole goed geklede saxofonist die zijn concert meestal uren te laat begon en dan zijn publiek begroette met teksten als: 'And now a little something for all those of you who live in the past—and that's about 99% of you idiots out there.'