Ken Babstock wordt gezien als een van de belangrijkste stemmen in de Canadese poëzie. Jan-Willem Anker maakte in 2002 kennis met Babstocks werk, toen hij als stagiair rondliep op Poetry International.

Toen ik ruim tien jaar geleden in het kader van het Poetry International 2002 als stagiair rondliep op het festival en in aanraking kwam met het werk van Ken Babstock, was ik meteen enorm onder de indruk. Terugkijkend denk ik dat dit grotendeels kwam door een combinatie van een groot intellect, dito verbeeldingskracht en het feit dat hij heel dicht bij een zekere dagelijkse herkenbaarheid bleef – die dan vervolgens wel vervreemd werd. Daarbij was er niets sentimenteels aan zijn werk, dat beviel me ook heel erg.

Babstock is in staat om, binnen op het oog strakke vormen, door talige associaties de hele wereld – nieuws, filosofie, milieuproblematiek – binnen te halen zonder dat zijn gedichten aan persoonlijke kracht inboeten. De originaliteit van de verbanden die hij legt verbluffen me nog steeds. Zijn poëzie is daarnaast lexicaal gezien ontzettend rijk, daarin schuilen de kracht en de complexiteit van zijn werk. Maar de manier waarop hij taal, ritme en dichtvormen hanteert, toont aan dat hij ook nog steeds, als een bard haast, wil “zingen”.

Soms kan hij trouwens ineens heel grappig zijn, bijvoorbeeld in deze regels uit 'Het conservatisme in Adorno afweren': Luxebrood / is nu een kilo’s wegende koeienvlaai van walnootzuurdesem / die woensdag al versteend is.

Poëzielezing met o.a. Ken Babstock
Woensdag 12 juni, 21.30-22.30 uur
Zaterdag 15 juni, 18.30-19.30 uur