Voor het VPRO Boeken Festival stelde De Avonden, het cultuurprogramma van de VPRO, een uitgebreid programma samen. Presentator Jeroen van Kan vroeg zich na afloop af wat hem het meeste is bijgebleven. Verder zijn de gesprekken met de Amerikaans auteur John Irving en de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer te horen. De rest volgt later deze week.

Wat blijft je bij na zo’n dag literair variété tijdens het Boekenfestvial van de VPRO? Dat van de grootvader van John Irving meer foto’s bewaard zijn gebleven waarop hij verkleed is als vrouw dan waarop hij gekleed is als zichzelf. Hij was schoenmaker, maar speelde bij het amateurtoneel vaak vrouwenrollen. Onwillekeurig stel je je eigen grootvader voor in bloemetjesjurk. Onwaarschijnlijk, in mijn geval. In bijna ieders geval, denk ik. In de boeken van Irving draait het altijd om het onwaarschijnlijke, de afwijking. Hij verheft die tot norm. In het Comedy Theater, waar De Avonden zaterdag een programma van drie uur mocht verzorgen, legde hij uit dat New England, het deel van Amerika waar hij opgroeide, onwaarschijnlijk liberaal was, om niet te zeggen libertair. Doe wat je wil, ik meng me niet in jouw leven en jij niet in het mijne. Die houding kleurt zijn hele werk. Een doorlopend pleidooi voor de open samenleving.

‘Daar ben ik dus helemaal niet blij mee!’ Atte Jongstra. Hugo Brandt Corstius had zijn eerste bezwaar tegen het boek Kristalman nog niet gemaakt of Jongstra trapte al op de rem. Hij zou dat nog een keer of tien doen tijdens het gesprek. Wat Brandt Corstius ook zou beweren, hij zou het er mee oneens zijn. Het was een soort heren dubbelspel dat vermakelijk was om naar te luisteren. Volgens Atte Jongstra gaat zijn boek Kristalman over Multatuli, volgens Brandt Corstius gaat het over Atte Jongstra; volgens Atte Jongstra was Multatuli als schrijver vooral geïnteresseerd in zichzelf; volgens Brandt Corstius was Atte Jongstra als schrijver vooral geïnteresseerd in zichzelf. Et cetera.

Echte nabijheid bestaat alleen bij de gratie van de fysieke afwezigheid van de gesprekspartner. Je komt het dichtst bij als de man of vrouw niet zichtbaar is, maar alleen uit stem bestaat. ‘Elke keer als ik Arnon zie, schrik ik. Elke stembuiging ken ik, alles kan ik er aan aflezen, maar ineens horen er dan ook gezichtsuitdrukkingen bij.’ Nee, Arnon en Wim voerden echt de beste gesprekken (elke maandagavond in De Avonden) als ze elkaar niet zagen. Waarop Arnon vertelde dat ze het die middag voor het eerst hadden gehad over meisjes. Die overvloed aan mooie meisjes, die leek misschien vanzelfsprekend, maar ooit was er een tijd dat er in Amsterdam maar drie mooie meisjes woonden. Eentje daarvan droeg een rood jasje. Aldus Wim Noordhoek. Wij vonden dat een mooi idee.