Eén pretpark zegt meer dan duizend VN-rapporten, blijkt uit Dream City. Tussen 2006 en 2011 bezochten fotograaf Anoek Steketee en schrijver Eefje Blankevoort pretparken in onder meer Libanon, Rwanda, China en Indonesië.

In 2006 reisden Eefje Blankevoort en Anoek Steketee door de Koerdische gebieden van Turkije, Irak en Iran. In een plaatsje op de grens van Turkije, Iran en Syrië belandden ze in het pretpark Dream City. Blankevoort: ‘Verderop, in Centraal-Irak was het oorlog, maar in het pretpark liepen soldaten, sjiieten, soennieten, Koerden en christenen door elkaar alsof er niets aan de hand was. We hebben toen een verhaal gemaakt over vakantie in Irak, maar toen we terugkwamen bleven we er mee bezig: wat een vreemde plek voor een pretpark, zou dat op meerdere plekken in de wereld zo zijn? Hoe maken mensen plezier daar? Is het pretpark iets wat ons bindt of verschillen we daarin?’ Het tweetal ging op onderzoek naar pretparken in landen waar je het niet zou verwachten, onder meer in Rwanda, Libanon, Turkmenistan en China. Uiteindelijk zijn er zestien pretparken in het boek terechtgekomen. Steketee: ‘We waren misselijk van de suikerspinnen en duizelig van de attracties.’

Hoe hebben jullie al deze pretparken gevonden?
Blankevoort: ‘Ik had filmpjes gevonden op Youtube van pretparkliefhebbers die van de beste achtbanen in de wereld filmpjes maken, en dan vind je ook achtbanen op gekke plekken. Er bestaat ook een index van alle pretparken ter wereld. Maar daar stond het pretpark in Turkmenistan weer niet bij. Dat hebben we gevonden door een klein nieuwsbericht over dictator Turkmenbashi die het park opende en enige tijd later overleed.’

Kregen jullie makkelijk toestemming om in zo’n park aan het werk te gaan?
Steketee: ‘Meestal hebben we van tevoren toestemming gevraagd aan het management en die hebben we eigenlijk altijd wel gekregen. Het is ogenschijnlijk een heel onschuldig onderwerp en mensen zagen daar niks verdachts in en vonden het leuk dat we daar gingen fotograferen, dus dat ging allemaal vrij makkelijk. Behalve in Turkmenistan. Daar hebben we bewust van tevoren geen toestemming gevraagd, omdat we op een toeristenvisum reisden. We hadden bedacht dat als we ons aankondigden als pers het moeilijker zou zijn om vrij rond te kunnen lopen. We zijn gewoon aan het werk gegaan met een tolk, maar omdat we heel veel apparatuur bij ons hadden viel het wel op.’ Blankevoort: ‘Turkmenistan is een van de meest gesloten landen in de wereld, een verschrikkelijke dictatuur, en het fotograferen vonden mensen nog wel leuk, maar zodra ik een vraag stelde, maakten ze zich al snel uit de voeten. Op dag vier dat we daar aan het werk waren, werden we in onze kraag gevat door het management. We werden meegenomen naar een manager, die onze tolk alle hoeken van de kamer liet zien. Alleen verbaal gelukkig, maar Anoek werd gedwongen om haar films te halen in het hotel en we moesten alles inleveren. Terwijl zij de films haalde, werd ik ‘gegijzeld’, ik mocht niet weg. Ik werd door twee bewakers meegenomen naar een bankje middenin het park. Ze voelden zich een beetje schuldig, ik kreeg steeds ijsjes aangeboden.’

Het contrast tussen de wereld binnen en buiten de toegangshekken is soms schrijnend. Zoals in Libanon, waar net een bomaanslag was geweest vlak naast het park.

Steketee: ‘Dat park zag er nog heel naargeestig uit. Het spookhuis was ontploft, dus daar hingen nog allemaal poppen en skeletten en dat zag er ontzettend luguber uit. De sprookjeswereld was echt geweld aangedaan, zowel letterlijk als figuurlijk.’ Blankevoort: ‘Maar mensen zijn ook veerkrachtig, ze kwamen al snel weer terug. Men kan ook niet anders, er zijn zo vaak aanslagen daar. Dat bitterzoete gevoel van pretparken wilden we wel laten zien.’

Uit jullie boek blijkt dat een pretpark vaak symbool staat voor de sociale en politieke ontwikkelingen.

Blankevoort: ‘Ja, we kwamen er eigenlijk gaandeweg achter dat er altijd wel een bijzonder verhaal achter een pretpark zit. Dream City is bijvoorbeeld gevestigd op een oude militaire basis van Saddam Hoessein. Daar werden Koerden gevangen genomen en vermoord. Nadat Koerdistan een autonome regio werd, wilde de regering niet alleen die basis weghalen maar ook er iets moois van maken, waar de Koerden van kunnen genieten. Dream City is dus een symbool van de zwaarbevochte vrijheid van de Koerden.’ Steketee: ‘In China bezochten we een staatspretpark. Dat krijgt geen geld om het park op te kalefateren, en is vrij armoedig. Nu wordt het van binnen uit opgegeten door particuliere initiatieven: mensen die hun winkeltje daar openden of hun bijzondere dier lieten zien als een soort kermisattractie. Zo wordt zelfs dit park door kapitalistische initiatieven overgenomen, iets wat je in heel China ziet gebeuren.’

Wat opvalt is dat achter elk park wel een self-made man zit, zoals Walt Disney. Niet zelden zijn het ook machtshebbers die het pretpark gebruiken als zoethouder voor het volk.
Blankevoort: ‘Het is een vorm van vermaak die veel overheden wel goedkeuren, een veilige, gecontroleerde omgeving. Soms wordt het inderdaad door machtshebbers gebruikt, zoals de Romeinse keizers het volk zoet hielden met Brood en Spelen. We zijn er niet geweest, maar de Sultan van Brunei heeft een pretpark laten bouwen dat als cadeau aan het volk gratis toegankelijk is. Turkmenbashi’s World of Fairytales is ook bedoeld om de bevolking en de jeugd van Turkmenistan iets te leren over Turkmenistan, over de wereld, maar ook om hen plezier te geven. Een geschenk van de dictator aan zijn volk, propaganda dus ook.’

Wat heeft jullie het meest verrast tijdens deze reis?

Blankevoort: ‘Dat waar je ook komt, mensen altijd proberen om te overleven en lol proberen te hebben in het leven. Dat ziet er eigenlijk ook altijd hetzelfde uit: in een attractie zitten en vieze hapjes eten. Natuurlijk weet je dat ergens wel, maar toch hadden we niet verwacht dat we daarin zoveel op elkaar lijken. Daarom hebben we als motto voor het boek ook de tekst gebruikt van het beroemdste liedje ter wereld, van Walt Disney. “It’s a world of laughter, a world of tears, it’s a world of hopes, and a world of fears. There’s so much that we share, that it’s time we’re aware, it’s a small world after all.” Dat hoor je over de hele wereld in pretparken. Het nummer is enorm kitsch, maar ook heel waar. Het is de kern van ons project.’