Boeken

Frans de Waal

Bioloog Frans de Waal betuigt in zijn boek 'Een tijd voor empathie' dat empathie, het instinct om te zorgen en te voeden, een zeer oude verworvenheid is die belangrijk is dan 'het recht van de sterkste'.

Mensen lijken op dieren, of andersom. Veel mensen en met name politici concluderen daaruit dat het recht van de sterkste en ‘survival of the fittest’ niet alleen geldt binnen het dierenrijk, maar ook de boventoon voert binnen de menselijke samenleving. Frans de Waal schreef een boek over empathie waarin hij betuigt dat hoewel sociaal-darwinisme zeker een rol speelt binnen menselijke relaties, empathie en mededogen net zozeer aangeboren  eigenschappen zijn.

Waar het negatieve, destructieve of agressieve emoties en acties betreft is de mens maar al te snel geneigd de genen de schuld te geven. Oorlogvoering, moord, diefstal of rancune worden toegeschreven aan onze onderdrukbare maar aanwezige ‘natuurlijke’ oorsprong. Als het echter gaat over nobeler onderwerpen als moederliefde, verzorging en bescherming, worden deze toegekend aan onze unieke menselijke kwaliteiten. Deze tweedeling vindt zijn oorsprong voor een deel in de christelijke traditie. Christendom, samen met jodendom, zijn de wereldreligies die mens en dier het verst uit elkaar plaatsen. Mensen hebben emoties, vrije wil en een onsterfelijke ziel, dieren niet. Alles wat dierlijk lijkt in de mens is zondig, en eraan toegeven moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Afgezien van het feit dat sociologisch onderzoek uitwijst dat mensen veel meer op dieren lijken dan de christelijke traditie ons doet geloven, blijkt ook dat onze deugden ook hun oorsprong vinden in het dierenrijk.

Terwijl het christendom aan invloed begon in te boeten en men er meer en meer van overtuigd raakte dat de mens afstamde van dieren, was de associatie met dieren er niet één van mededogen. Het sociaal-darwinisme, waarbij eigenbelang en egoïsme de boventoon voert, werd populair bij de nouveau riche van de industriële revolutie. Hoewel verschillend tussen rijk en arm eerder ook al enorm waren, konden de adellijke rijken zich op hun blauwe bloed beroepen; ze waren van een nobeler ras en hadden hun rijkdom verdiend. De negentiende-eeuwse nieuwe rijken hadden (groot)ouders die nog tot de arme onderklasse hadden behoord, en konden zichzelf niet op hun blauwe bloed beroep om hun rijkdom te verantwoorden. Herbert Spencers uitspraak ‘survival of the fittest’ gaf hun gemoedsrust. Ze waren slechts slimme, berekenende mensen geweest zoals de evolutie dat van hun verlangde. Deze visie ontlastte ze ook van elke verplichting om de noodlijdende onderklasse waar ze zichzelf aan hadden ontworsteld op enige wijze te helpen.

Frans de Waal illustreert in zijn boek dat hoewel natuurlijke selectie een meedogenloos proces is, dit proces niet noodzakelijkerwijs alleen meedogenloze wezens oplevert. Empathie blijkt een bijzonder nuttige eigenschap om de overleving van een ras te waarborgen. Zelfs minder complexe primaten zijn in staat tot de meest basale vorm van empathie, die van emotionele aanstekelijkheid. Dit vindt plaats wanneer we iemand zien gapen en spontaan zelf ook gaan gapen. het spiegelen van emoties is de eerste stap en vinden we niet alleen bij mensen, maar ook bij dolfijnen, apen en hamsters. De volgende stap is het bieden van zorg: actie ondernemen als duidelijk wordt dat een ander in nood verkeert. De derde en meest complexe vorm is die waarbij perspectiefname plaatsvindt. Niet alleen een ander proberen te helpen, maar dat proberen te doen door het perspectief van die ander over te nemen om zo een beter inzicht te krijgen in welke hulp effectief is. Dit gedrag is niet exclusief menselijk, maar overvloedig aanwezig in het dierenrijk. Van een dappere hond die een gewond maatje van de weg probeert te duwen tot rouwende apen.

Het is opvallend dat zoveel onderzoek is gedaan naar negatieve eigenschappen als territorialiteit en vijandschap bij dieren en dat empathie relatief ononderzocht is gebleven. Meer onderzoek naar en begrip van dierlijk mededogen zal ook politici wind uit de zeilen nemen die ogenschijnlijk egoïstisch dierlijk gedrag als leidraad nemen voor de menselijke maatschappij. We lijken inderdaad op dieren. Die dieren zijn echter geen agressieve eigenheimers maar zorgzaam en begaan met het lot van anderen.