Boeken

Hans Keilson

De 101-jarige schrijver en psychoanalyticus Hans Keilson spreekt over zijn boek 'Komedie in mineur', dat over de Tweede Wereldoorlog gaat. Keilson, die het nazisme aan den lijve heeft ondervonden en wiens ouders in Auschwitz zijn vermoord, probeert ondanks alle treurnis de geschiedenis te begrijpen.

De 101-jarige schrijver en psychoanalyticus Hans Keilson voltooide in 1959 zijn roman In de ban van de tegenstander. Vorig jaar werd het boek in Amerika opnieuw uitgegeven en herontdekt, nadat het in 1962 al eens door Time Magazine als één van de boeken van het jaar werd uitgeroepen. Ook in Nederland werd het boek herzien en herdrukt. Nu verschijnt in Nederlandse vertaling (uit het Duits) een ander boek van hem, Komedie in mineur. Beide boeken gaan over de Tweede Wereldoorlog. Keilson, die het nazisme aan den lijve heeft ondervonden en wiens ouders in Auschwitz zijn vermoord, probeert ondanks alle treurnis de geschiedenis te begrijpen. “Voor de haat geldt hetzelfde als voor de liefde,” zegt hij. “Het gaat om een intieme relatie tussen mensen die van elkaar afhankelijk zijn. Dat wordt onderschat.”

Hans Keilson werd in 1909 geboren in Duitsland. Van 1928 tot 1934 studeerde hij geneeskunde in Berlijn. Vanwege het voor Joden ingestelde beroepsverbod mocht hij echter niet als medicus fungeren. Hij werd werkzaam als sportleraar. Zijn eerste roman Das Leben geht weiter, die in 1933 verscheen, werd door de Nazi’s verboden. Het bleek het laatste boek te zijn, dat - nadat Hitler aan de macht kwam - door zijn uitgever van een Joodse schrijver werd uitgegeven.

Op aandringen van zijn uitgever verliet hij in 1936 Duitsland. Samen met zijn eerste vrouw, die niet Joods was, vluchtte hij naar Nederland. Na de Duitse inval in 1940 wist Keilson aan de Jodenvervolging te ontkomen door onder te duiken. Hij woonde in Delft, bij een echtpaar op wie Komedie in mineur (1947) is geïnspireerd. Op verzoek van het verzet bezocht hij Joodse kinderen die tijdens hun onderduiksituatie voor moeilijkheden zorgden. Kinderen die opstandig werden omdat ze van hun ouders waren gescheiden en niet wisten waarom ze ondergedoken zaten.

Na de bevrijding kreeg Keilson te horen dat zijn ouders in Auschwitz waren vermoord. Hij keerde niet terug naar zijn geboorteland. Als medicus behandelde hij zwaar getraumatiseerde Joodse weeskinderen. Omdat zijn Duitse opleiding in Nederland niet erkend werd, ging hij opnieuw medicijnen studeren. In de jaren zestig studeerde hij af als psychiater en psychoanalyticus. In 1978 werden de lotgevallen van de Joodse onderduikkinderen het onderwerp van zijn proefschrift.

Keilson benadrukt dat hij nooit een plaats in de literaire wereld heeft geambieerd. Hij is bovenal medicus. Tijdens de oorlog schreef hij de eerste vijftig bladzijden van de roman In de ban van de tegenstander, die op aanraden van zijn vrouw, uit angst, jarenlang in een broodtrommel in de tuin begraven lag. In 1959 voltooide hij het boek dat over een Joodse jongen ten tijde van Hitlers opkomst gaat. Opmerkelijk genoeg komen er geen verwijzingen naar nazi-Duitsland in het boek voor. Woorden als ‘Hitler’ of ‘Jood’ zijn bewust weggelaten.

Het is zijn poging om de geschiedenis te begrijpen. Keilson beseft dat deze niet teruggedraaid kan worden. Met zijn boeken probeert hij met zijn psychologische blik inzicht te bieden in het verband tussen onze angsten en de vijandbeelden die we erop nahouden.