Boeken

John Irving

De Amerikaanse auteur John Irving, schrijver van onder meer 'De wereld volgens Garp', 'Hotel New Hampshire' en 'De regels van het ciderhuis' was hoofdgast van het VPRO Boeken Festival. Daar vond de opname plaats van de uitzending van Boeken, waarin John Irving vertelt over zijn nieuwe roman ‘In een mens’. Een kroniek van een biseksueel leven.

‘Ik hou van outsiders,’ schrijft hij. ‘As a novelist, these are my people. En van seksuele outsiders in het bijzonder. Ik vind ze dapper en ik maak me zorgen om hun veiligheid. Want onze maatschappij mag nu misschien íets toleranter staan ten opzichte van seksuele verschillen dan in de jaren vijftig en zestig, dat wil nog niet zeggen dat de outsider of misfit ooit “veilig” is. Er heerst nog steeds haat jegens homo’s, lesbiennes en biseksuele kids op Amerikaanse scholen. En elke Republikeinse presidentskandidaat heeft zich bezondigd aan antihomo-opmerkingen en is tegen abortus en tegen het homohuwelijk, twee dingen waar een steeds duidelijker verband tussen bestaat. ’
‘Namelijk? We leven in een puberaal en op straffen belust land, waarin ongewenst zwangere vrouwen en homo’s en lesbiennes die dezelfde rechten willen hebben als hetero’s volgens de zelfverklaarde “sociaal-conservatieven” moeten boeten voor hun zogenaamd “promiscue” gedrag.’

John Irving (1942) zit ver weg, in het skistadje in Vermont waar hij woont, als hij per e-mail enkele vragen over zijn dertiende roman beantwoordt. En het uitzicht uit zijn raam klinkt rustgevend genoeg. ‘De bomen staan nog niet in knop en er zijn geen bloemen. Op een paar groenblijvers en witte berken na is er weinig kleur te zien in de grijs-blauw-bruine bergen. Het is koud vandaag, en voor vanavond wordt er sneeuw verwacht.’ Maar dat hij verhit heeft zitten tikken, dat is overduidelijk.
In One Person, heet zijn nieuwe boek, dat hij zelf ‘a novel with a cause’ noemt. Het is het vijf decennia bestrijkende verhaal van Billy Abbott die, opgroeiend in het houthakkersdorpje Little Sister in Vermont, ontdekt dat zijn spraakgebrek en zijn droom om schrijver te worden niet de voornaamste dingen zijn die hem anders maken dan zijn omgeving. Vanaf zijn dertiende wordt hij verliefd op ‘de verkeerde mensen’; eerst op de transseksuele bibliothecaresse Miss Frost, later op Kittredge, de onbereikbare worstelheld-annex-bullebak van de plaatselijke jongensschool.
Wat volgt is een kroniek van een biseksueel leven. En in veel opzichten een ouderwetse Irving: verteld in soepel proza, met een plot als een Zwitsers uurwerk en vol personages en elementen die zijn fans vertrouwd zullen voorkomen, van bezoekjes aan de worstelring en de stad Wenen tot New-England-als-decor en een mysterieuze, afwezige vaderfiguur.
‘Iemand als Miss Frost komt voort uit het personage Roberta in The World According to Garp,’ geeft hij toe. ‘Dat was een post-op transseksueel en een voormalig footballspeler, Miss Frost is een pre-op transseksueel en een voormalig worstelaar… De transseksuele personages zijn dit keer misschien wat meer uitgewerkt dan in Garp of A Son Of the Circus, maar volkomen niet-creaties zijn het niet voor me.’ En, even later: ‘Ik heb natuurlijk veel vaker over “seksuele buitenbeetjes” geschreven. Denk aan de homoseksuele broer, Frank, in The Hotel New Hampshire, of die homoseksuele tweeling in A Son of the Circus. En er zaten wel radicalere exemplaren bij dan Billy. De romans die ik, zoals deze, in de eerste persoon schreef, gingen zelfs allemaal over taboeonderwerpen: The 158-Pound Marriage draaide om partnerruil, de verteller van The Hotel New Hampshire is verliefd op zijn zus.’
‘Dr. Larch in The Cider House Rules is een aan ether verslaafde abortusarts, maar wat écht vreemd aan hem is, is dat hij maar één keer seks heeft (met een prostituee) en daarna nooit meer. Voor Jenny Fields, de moeder van Garp, geldt hetzelfde, al doet zij het die ene keer met een comateuze man. En Johnny Wheelright, mijn “niet-praktiserende homoseksuele” verteller in A Prayer for Owen Meany vrijt helemaal nooit, met man noch vrouw… Dat Billy met mannen én vrouwen vrijt, lijkt mij persoonlijk een stuk minder vreemd!’

‘Als opgroeiende jongen voelde ik me zelf aangetrokken tot zo’n beetje iedereen. Bij gebrek aan daadwerkelijke seks (het waren tenslotte de jaren vijftig), stelde ik me voortdurend vóór dat ik het deed, met een alarmerende variëteit aan mensen; met de moeders van vrienden, meisjes van mijn eigen leeftijd én, op de jongensschool waar ik in de worstelploeg zat, met bepaalde oudere jongens uit mijn team. Zeker tweederde van die fantasieën beangstigde me; altijd maar bang.’
Een voorbeeld: ‘Mijn eerste vriendinnetje was zo benauwd dat ze zwanger zou worden, dat ze me alleen anale gemeenschap toestond. Dat vond ik erg lekker… wat dan weer bijdroeg aan mijn vrees dat ik homofiel was!’
De schrijver bleek van meisjes te houden, maar die ‘all-over-the-place attractions’ zijn hem altijd bijgebleven. ‘Wat ik maar wil zeggen is dat de neíging tot biseksualiteit heel sterk was. Mijn vroegste seksuele ervaringen – en, belangrijker, mijn vroegste seksuele fantasieën – hebben me geleerd dat het seksuele verlangen veranderlijk is. Sterker: in mijn geval was, op een heel vormende leeftijd, seksuele veranderlijkheid de norm.’
Die ‘ervaring’ gebruikte hij dus in In een mens. Zoals er wel meer ‘oppervlakkig autobiografische elementen’ in te vinden zijn. ‘Maar,’ benadrukt hij, ‘die worden in mijn fictie altijd op belangrijke punten veranderd en omgevormd.’
Dat journalisten daar volgens hem sinds de jaren negentig steeds vaker naar vragen, ziet hij als ‘een verlies van verbeeldingskracht’. ‘Als ze Sophocles zouden interviewen, vroegen ze waarschijnlijk: ‘Nou, vertel eens over al die incest. Dus je hebt je vader vermoord, zonder te weten dat jullie familie waren? Kut zeg! En je bent met je moeder naar bed geweest zonder te raden dat ze íemands moeder moest zijn? Was het leeftijdsverschil niet een beetje een aanwijzing, dan…?’ Of aan Shakespeare: “Zeg, ik heb begrepen dat uw vader handschoenen maakte, maar u schrijft altijd maar over koningshuizen. Heeft u soms koningen gekend? En al die heksen, geesten en narren… where do you find these clowns?!”’
‘Iedereen leest (en schrijft) tegenwoordig memoires, denk ik: een zeker teken dat onze fantasie dood is.’
Niettemin is het aardig als Irving (ongevraagd) over het amateurtoneelgezelschap dat in zijn roman een belangrijke rol speelt en het tragikomische personage Opa Harry schrijft: ‘Mijn eigen grootvader was weliswaar schoenmaker – geen houthandelaar – en hij was géén travestiet, maar hij was wel een geliefd vertolker van vrouwenrollen in het volkstheatertje in ons dorp in New Hampshire. Ik heb zelf meer foto’s van hem als vrouw dan als mijn opa. Híj was volmaakt tevreden dat-ie een man was; bij Harry vroeg ik me af: wat nou als die dat niet is?’
‘En mijn moeder was, net als die van Billy, soufleuse in dat theater. Ze leek trouwens níet op zijn moeder in minstens één heel belangrijke opzicht: ze was de minst homofobe persoon die ik ooit heb gekend, en de minst preutse. Maar goed, daardoor ben ik net als Billy backstage opgegroeid, en droomde ik er lang voordat ik schrijver wilde worden van om acteur te zijn.’
Toneelstukken schrijven heeft hij nooit geambieerd: ‘Want schrijven voor het toneel is niet visueel. Mijn liefde voor de negentiende-eeuwse roman komt voort uit mijn liefde om alles te visualiseren. Ik ben een beeldende schrijver; dat past goed bij filmscenario’s, die ik wel heb gemaakt, omdat je daarin alleen maar in beelden denkt, afgezien van de dialogen.’

Waarschijnlijk stamt uit die achter-de-coulissen-jaren wel Irvings gewoonte om eerst de slotzin van zijn romans te schrijven. ‘Ik werk altijd naar een vooraf vaststaand einde toe, dat ik zie voordat ik begin. Vandaar alle voorafspiegelingen in mijn werk. Dat heb ik uit het theater: omdat ik het hele toneelstuk al kende voor ik een voorstelling zag. Honderden jaren voor iemand een roman schreef, waren er al toneelstukken. Sophocles en Shakespeare hadden plóts. Ik begin, als verhalenverteller, met de plot.’
‘Toen ik drie jaar geleden aan In een mens begon, wist ik dus ook dat mijn personages op de aidsepidemie van de jaren tachtig afstevenden. Er ligt in mijn romans altijd een noodlottige botsing in het verschiet. We weten in The Cider House Rules dat Homer, die niets met abortussen te maken wil hebben, heeft geleerd hoe hij er eentje moet uitvoeren. Het is een kwestie van tijd voor hij dat ook daadwerkelijk moet doen. We weten ook dat Garps moeder is vermoord door een man die vrouwen haat; en we zijn ons ervan bewust dat er vrouwen zijn die Garp haten. We weten dus wat er gaat komen. We weten dat een vrouw die mannen haat hem zal doden.’
‘Ik woonde destijds, toen aids toesloeg, in New York en heb vrienden ook aan die ziekte verloren, jong en oud. Dit boek is opgedragen aan een dirigente, Sheila Heffernon, een toneelregisseur, David Rowland, en aan Tony Richardson. Tony, die aan aids overleed in het St. Vincent’s-ziekenhuis in Los Angeles, was een toneel- en filmregisseur – hij regisseerde de film gebaseerd op The Hotel New Hampshire. Het was emotioneel zwaar en droevig om terug te denken aan die periode en me het verlies van mijn vrienden weer levendig te herinneren.’
Maar, terugkomend op het begin: de drijvende emotie tijdens het schrijven was toch woede. ‘Ik ben nu eenmaal een geëngageerd iemand. Het verbaast me niet dat sommige van mijn romans dat ook zijn, het verbaast me eerder dat zoveel ervan dat juist níet zijn.’
‘Wie had gedacht dat het accepteren van seksuele diversiteit in 2012 een zaak zou zijn waarvoor je moet strijden? Maar het is zo. Daarom is dit net zo’n politieke roman geworden als Cider House: omdat homorechten en het recht op abortus nog steeds worden aangevallen door hetzelfde soort reactionaire holbewoners. En, zoals mijn grootmoeder altijd zei: “Als je toch ergens intolerant tegenover wilt staan, sta dan maar intolerant tegenover intolerantie.” Een goed advies!’
‘Neem nou die Defense of Marriage Act, die het huwelijk definieert als een zaak van man en vrouw. Dat is niet alleen misdadig, het klinkt als iets dat geschreven had kunnen zijn door de paus, die laatst verklaarde: “Alleen het heteroseksuele huwelijk is natuurlijk.” Zoals Opa Harry zou zeggen: “Daar zitten we net op te wachten: seksueel advies over wat “natuurlijk” is van een 84-jarige Duitser die een kuisheidsgelofte heeft gedaan!”’

(Door: Dirk-Jan Arensman)