Boeken

David Grossman & Paul Verhaeghe

In 'Uit de tijd vallen' verwoordt de Israëlische schrijver David Grossman de pijn en het verdriet na het verlies van zijn zoon. En de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe is te gast n.a.v. zijn boek 'Identiteit', waarin hij de keerzijde van het neoliberalisme blootlegt: de toename van angsten en depressies.

In Uit de tijd vallen verwoordt de Israëlische schrijver David Grossman de pijn en het verdriet na het verlies van zijn zoon Uri. In plaats van zijn leven op te tekenen, wordt zijn afwezigheid beschreven. De leegte, het gemis, de woede, de machteloosheid. In de novelle, die zich laat lezen als een Griekse tragedie, worden stemmen opgevoerd van ouders die hun kind hebben verloren en die woorden proberen te vinden voor het drama dat hen is overkomen.

Zijn vorige roman Een vrouw op de vlucht voor een bericht gaat over de angst van een vrouw om haar zoon te verliezen in de oorlog. Tijdens het schrijven van dit boek, in 2006, haalde de werkelijkheid de schrijver genadeloos in; David Grossman ontving het bericht dat zijn zoon Uri om het leven was gekomen. Als dienstplichtige soldaat nam hij deel aan de Israëlische oorlog tegen Libanon. De tank waarin zijn 20-jarige zoon zat werd door een Hezbollah-granaat getroffen. Hij overleefde de aanval niet. Ondanks de moeilijke omstandigheden lukte het Grossman het boek te voltooien.

Nu verschijnt Uit de tijd vallen, waarin Grossman een literaire greep probeert te krijgen op dit ontstellende verlies. Dat de vertelvorm dichter bij poëzie dan bij proza ligt is geen bewuste keuze van de auteur. 'Poëzie is kennelijk in staat om stilte te benaderen,' zegt Grossman. In het boek komen verschillende personages aan het woord. Het verhaal begint met de ‘lopende man’ die afscheid neemt van zijn vrouw om naar het mysterieuze ‘daar’ te gaan, alwaar de man nog een keer afscheid hoopt te nemen van zijn overleden zoon. Terwijl hij in steeds grotere cirkels om het huis loopt wordt hij gevolgd door een stoet lotgenoten, mensen die eveneens hun kind hebben verloren. Samen praten ze over wat ze gemeen hebben. Hoe is het anders mogelijk om deze pijn onder woorden te brengen?

In het Westen hebben we het nog nooit zo goed gehad als nu. Toch voelen we ons slechter dan ooit. De Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe zocht naar een verklaring voor deze paradox. De Westerse maatschappij is teveel gespitst op prestatie- en competitiedrang, stelt Verhaeghe in zijn boek Identiteit, met een exponentiële toename van depressies en angsten als gevolg. Faalangst en sociale angst zijn gangbare stoornissen geworden. ‘Loser’ is tegenwoordig het meest gebruikte scheldwoord op het schoolplein.

In Identiteit neemt Verhaeghe afstand van de oude opvatting dat identiteit aangeboren zou zijn en tot ontwikkeling komt. Authentieke persoonlijkheid is een misvatting, zegt hij nu. Verhaeghe: 'Identiteit is in essentie een constructie van de omgeving'. De omgeving bepaalt de identiteit door ons een spiegel voor te houden. Bij de identiteitsvorming wordt de mens voortdurend heen en weer geslingerd: enerzijds zoeken we aansluiting bij anderen, anderzijds streven we naar onafhankelijkheid. De mens is pas in balans als er een evenwicht tussen die twee uitersten is.

In zijn klinische praktijk merkte Paul Verhaeghe dat mensen met andere psychische klachten bij de psychiater komen. De problemen worden steeds vaker aan sociaaleconomische omstandigheden gekoppeld. Niet de gezinssituatie, maar de werkvloer wordt als voornaamste broedplaats voor depressies en angsten gezien. De mens is zijn naaste omgeving steeds meer als concurrent gaan zien. Afgunst en hebzucht veroorzaken stress, onrust en onbehagen. De mens is niet in staat om voortdurend de concurrentiestrijd aan te gaan.