Boeken

Peter Raedts & Jos Palm

In 'De ontdekking van de middeleeuwen' onderzoekt Peter Raedts, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis, hoe er door de eeuwen heen teruggekeken is op de middeleeuwen. Hij ontdekte veel romantische onzin, dromerij en halve waarheden. En historicus Jos Palm schreef met 'Moederkerk' een persoonlijke geschiedenis, die verweven is met een algemene geschiedenis van katholiek Nederland.

In De ontdekking van de middeleeuwen onderzoekt Peter Raedts, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis, hoe er door de eeuwen heen teruggekeken is op de periode tussen het jaar 1000 en 1800. Raedts concludeert ondermeer dat de middeleeuwen in Nederland maar matig serieus worden genomen en dat het beeld dat we ervan hebben niet klopt. Hij ontdekte veel romantische onzin, dromerij en halve waarheden en doet een onconventioneel voorstel: herschik de geschiedenis.

Het negatieve beeld dat we heden ten dage in Nederland van de middeleeuwen hebben is gecreëerd tijdens de verlichting. De humanisten en calvinisten schiepen een duistere tijd vol afgoderij, ziekte, angst en dood. Liever keken we in Nederland terug naar de glorieuze zestiende en zeventiende eeuw, in plaats van naar die tijd van pest en bederf. Raedts benadrukt dat er tijdens de Romantiek een omslag in het denken over de middeleeuwen plaatsvindt. Mede onder invloed van denkers als Rousseau ontstond het beeld van de ‘nobele wilde’, alsmede de angst voor moderniteit en het verlangen naar een ‘simpeler’ leven. Het beeld groeit dan dat men in de middeleeuwen meer verstand had van saamhorigheid en gemeenschap dan in de tegenwoordige tijd. In Nederland vindt dit idee echter weinig weerklank.

Raedts stelt in De Groene Amsterdammer dat de middeleeuwen terecht zijn gekomen in een ‘World of Warcraft-discours van videogames en braderieën’, en dat zodoende reflectie op het werkelijke middeleeuwse verleden er nauwelijks toe doet. In zijn boek De ontdekking van de middeleeuwen poogt hij de dominante, overdreven romantische dan wel overdreven negatieve opvattingen over ‘de donkere tijd’ te nuanceren. Dit doet hij ondermeer door een herindeling van de geschiedenis voor te stellen; tot 1000 is oudheid, de middeleeuwen lopen tot 1800 en de nieuwe tijd begint na de middeleeuwen. Want; rond 1800 gaan alle middeleeuwse instellingen eraan en verandert de samenleving in Europa radicaal, namelijk van ruraal naar stedelijk. ‘Als je de Middeleeuwen zó afbakent’ , betoogt Raedts in NRC, ‘zijn ze geen tijd van duisternis meer.’

De auteur raakte gefascineerd door de middeleeuwen tijdens zijn studie geschiedenis in de late jaren zestig. In de eerste instantie hadden zijn ouders liever gezien dat hij een in Delft geschoolde ingenieur werd, maar hij werd historicus. En priester. Als kind al genoot hij van de rituelen en de klassieke liturgie van de katholieke kerk, dat hij een waar gesamtkunstwerk noemt. Priester blijft hij tot 1997, om vervolgens hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen te worden. Al vroeg ontdekte hij hoe weinig ‘sexy' de middeleeuwen in Nederland zijn, terwijl we juist zo veel van de middeleeuwers kunnen leren. Vooral bescheidenheid, volgens Raedts. Men leerde het zelf te rooien door hard te werken, zodoende is tussen 1100 en 1400 de motor opgestart die van Europa een wereldmacht zou maken.

Historicus en programmamaker Jos Palm begon met het schrijven van Moederkerk na het overlijden van zijn moeder. Het is een persoonlijke geschiedenis geworden, die verweven is met een algemene geschiedenis van katholiek Nederland. Het boek gaat dan ook over zijn moeder, en over haar kerk. Bijvoorbeeld over het leven van Katholieke meisjes en vrouwen in Nederland, die volgens Palm eigenlijk maar half mochten leven, maar ook over de schoonheid en de troost van een diepgeworteld geloof.

Palm wilde met Moederkerk zijn moeder ‘haar leven teruggeven’, omdat een deel daarvan door de kerk gestolen was. Greet Palm had altijd geleefd volgens de strikte regels die haar opgelegd werden door het geloof en de kerk. Een vrijwillige gevangenis. Haar eerste geliefde Henk moest bijvoorbeeld het veld ruimen omdat hij van protestante huize kwam. Hij probeerde nog te leren voor katholiek, maar het mocht niet baten. Vele jonge meisjes groeiden op als ‘kleine Mariaatjes’ omdat de jonge Greetje ze trainde als leidster bij de katholieke jeugdbeweging. De schrijver groeide op in een groot katholiek gezin in het Gelderse Zeddam, vlakbij Arnhem, in een tijd dat de invloed van de kerk langzaam tanende was. Palm schrijft, volgens John Jansen van Galen in Het Parool, zonder spot of verbittering over deze compleet katholieke wereld, maar juist met een zeker ontzag en verwondering.

Het boek is dat ook geen schotschrift tegen de kerk of tegen het zogenaamd benepen milieu dat daarbij hoorde geworden. Eerder is het een boek van verliezers; van de oude kerk versus de nieuwe kerk. In Jos Palm’s jonge jaren vonden er grote verschuivingen binnen de kerk plaats. De liturgie werd vereenvoudigd en ‘verhipt’. De beatmuziek deed zijn intrede tijdens de mis in een verwoede poging de jongeren in de kerkbanken te houden. Het paradoxale van deze ontwikkeling is dat door die vereenvoudiging het geloof voor ouderen juist complexer werd. Dit was voor velen niets minder dan een ramp, en de geloofsbeleving van vele oudere katholieken stortte in. Ze begrepen het eenvoudigweg niet meer. Hierdoor raakten veel mensen van de leeftijd van Greet Palm vervreemd van de kerk en voelden ze zich verraden.

Als reactie op de veranderingen in de kerk radicaliseerden de ouders van Palm. Ze sloten zich bij steeds kleiner wordende, zeer traditionele kerkgenootschappen aan die een klassieke vorm van geloven aanhangig waren. Mét Latijnse gezangen en tradities. Ondertussen werden Jos en een paar van zijn broers en zussen, de kloof vergrotend, maoïst. Zo waaierde het gezin Palm tegelijk met de moederkerk uiteen. Palm benadrukt de tragiek die met dit gegeven gepaard gaat in NRC: katholieken leden aan een soort Stockholmsyndroom; gegijzeld maar aangenaam comfortabel in een Efteling-achtig geloof. Je mocht én wilde er niet uit. Mede door deze paradoxale, maar intrinsieke charme ziet Jos Palm het nut van het geloof in. Tot op de dag van vandaag bidt hij dan ook, voor het welslagen van het examen van zijn dochter bijvoorbeeld. ‘Ik weet dat het niet waar is, en dat het niet werkt. En toch werkt het wel.’