Boeken

Jan van der Mast & Marion Bloem

In het boek 'De kleine keizer' beschrijft Jan van der Mast het wrede lot van Gerrit Keizer (1874-1946), die door zijn geringe lengte furore maakt als ‘de kleinste man ter wereld’. En in de roman 'Een meisje van honderd' combineert schrijfster Marion Bloem honderd jaar geschiedenis van Indonesië met het levensverhaal van een meisje dat dingen ziet die anderen ontgaan.

In het boek De kleine keizer beschrijft Jan van der Mast het wrede lot van Gerrit Keizer (1874-1946). Als kind wordt hij op de kermis als ‘de kleinste man ter wereld’ gepresenteerd. Op zijn veertiende, hij meet dan 80 centimeter, zoekt hij zijn heil in Amerika. Zijn moeder weet van niets, maar als hij haar schrijft dat hij in een New Yorks museum wegkwijnt, komt ze hem redden. Gedesillusioneerd keert hij terug naar Nederland, alwaar hij een anoniem bestaan probeert te leiden.

Het verhaal van Gerrit Keizer kwam niet zomaar op zijn pad, de Friese dwerg was de oudoom van de vrouw van Jan van der Mast. Ze had wel eens over haar ‘beroemde’ oom verteld, naar wie zelfs een straatnaam is vernoemd, maar ze wist bijna niets over hem - afgezien van zijn geringe lengte. Toen er tijdens een etentje met de familie wat meer geschiedenis ter tafel kwam, besloot Van der Mast zich in het leven van de oudoom te gaan verdiepen.

Gerrit Keizer komt ter wereld in Oude Bildtzijl, een dorp in het noorden van Friesland. Hij is nog maar zes jaar oud als hij op de kermis in Leeuwarden als de opvolger van Tom Pouce wordt gepresenteerd, oftewel Klein Duimpje. In advertenties wordt hij aangekondigd als ‘een zeldzaam natuurwonder’. Na een jaar of acht heeft hij het wel gezien. Hij heeft zich ontwikkeld, hij wil meer zijn dan een bezienswaardigheid.

In 1880 verlokt een Hongaar hem om naar Amerika te gaan, om er zijn geluk te beproeven. In New York wordt hij tentoongesteld in een museum. Daar staat hij dan, twaalf uur per dag, tussen de identieke indianentweeling, de vrouw met een baard en de albino met het witte haar. Hij is er niet gelukkig. Zijn moeder, die weduwe was, weet van niets. Tot ze een brief van hem krijgt, waarna ze hem onaangekondigd komt ophalen. In 1893 gaat hij opnieuw naar Amerika. Ditmaal mèt zijn moeder. Maar ook op de World Fair in Chicago gaat het mis. Eenmaal terug in Nederland is het afgelopen met het artistieke leven van Gerrit Keizer. Met zijn moeder verhuist hij naar Loosduinen, waar hij zijn dagen slijt als boekhouder, sigarenhandelaar en prediker.

Ondanks alle research zat de biografie van Gerrit Keizer vol gaten. Het stelde Van der Mast in staat om er een avontuurlijke roman van te maken. Met verhalen die zijn geworteld in de werkelijkheid, op grond van getuigenissen en krantenberichten, maar waar hij zijn fantasie de vrije loop kon laten om alle gaten te dichten.

Het weeskind Moemie is de hoofdpersoon in de familieroman Een meisje van honderd. Ze weet heel weinig over zichzelf, terwijl ze van alles kan vertellen over andere mensen. Dat is haar gave en tegelijk haar noodlot. In het boek combineert schrijfster Marion Bloem honderd jaar geschiedenis van Indonesië met het levensverhaal van een meisje dat dingen ziet die anderen ontgaan.

Een meisje van honderd is gebaseerd op het ware leven van Moemie, een Indische dame uit New York, die Marion Bloem in 1978 ontmoette. Deze vrouw was net als de hoofdpersoon in het boek helderziend. Zo vertelde ze dat ze een visioen had dat de Twin Towers op een dag zouden instorten. Moemie omschreef heel nauwkeurig hoe ze de twee gebouwen één voor één in elkaar zag zakken, maar niemand die haar geloofde. Een andere voorspelling had betrekking op het privéleven van Bloem. Ongevraagd waarschuwde ze de schrijfster dat haar echtgenoot ernstig ziek zou worden, maar dat hij zou herstellen. Hetgeen in 2002 uitkwam, een jaar na de aanslagen in New York.

In het boek wordt Moemie in 1906 in Nederlands-Indië geboren. In hetzelfde jaar verliest ze haar ouders en familie door een rituele zelfmoord op Balie. Een paar jaar later blijkt dat Moemie kan voorspellen, ze ziet geesten en hoort stemmen. Dankzij die eigenschap wordt ze opgenomen in het gezin Vogel, een Indisch-Nederlandse weduwe met zeven kinderen, dat haar nodig heeft om de geesten uit het huis te verjagen. Moemie en het gezin worden gedurende vijf generaties beschreven, waarmee Bloem de lezer door honderd jaar geschiedenis voert: van het koloniale verleden, de wereldoorlogen en de Jappenkampen, tot het onafhankelijke Indonesië van nu.

Marion Bloem is zelf een kind van Indisch-Nederlandse ouders die in december 1950 naar Nederland zijn gekomen. In Een meisje van honderd beschrijft ze - naast het leven van Moemie - de geschiedenis van haar (voor)ouders. Dus ook de trauma’s, zoals de herinneringen aan de Jappenkappen. Ervaringen die men nooit los heeft kunnen laten, gevoelens die generaties later nog steeds van invloed zijn. Bloem heeft er in haar roman de woorden voor bedacht.