In zekere zin was de toekenning van de Nobelprijs voor literatuur aan de Poolse Wislawa Szymborska (1923–2012) ook een eerbetoon aan haar Nederlandse vertaler Gerard Rasch (1946–2004). In de Dode Dichters Almanak Szymborska's '1945', in de vertaling van Gerard Rasch.

In zekere zin was de toekenning van de Nobelprijs voor literatuur aan de Poolse Wislawa Szymborska in 1996 ook een bedekt eerbetoon aan haar Nederlandse vertaler Gerard Rasch. Al lang voor zij die onderscheiding in ontvangst nam, was Rasch begonnen aan de ontsluiting van haar oeuvre voor Nederlandse lezers. Zijn keuze uit haar gedichten Uitzicht met zandkorrel verscheen bij uitgeverij Meulenhoff vrijwel gelijktijdig met het bekend worden van het Nobelprijs-nieuws. De bundel was een – voor poëziebegrippen - ongehoord succes en beleefde druk op druk. Dat wonder werd herhaald met Einde en begin – Gedichten 1957 – 1997, waarmee Gerard Rasch vrijwel haar volledige werk in het Nederlands toegankelijk had gemaakt. Ook deze bundel haalde verbluffende oplagecijfers.

Rasch had al eerder naam gemaakt met zijn vertalingen van Czeslaw Milosz (ook een Nobelprijswinnaar), Bruno Schulz en Zbigniew Herbert. In 1997 ontving hij daarvoor de Martinus Nijhoffprijs die in even hoog aanzien staat als de P.C. Hooftprijs voor oorspronkelijk werk.

Kort voor zijn dood zocht ik telefonisch contact met hem. Dankzij een Berlijnse televisiezender hadden we de hand kunnen leggen op de filmopname van een poëzie-avond, waaraan o.a. Zbigniew Herbert had deelgenomen. Hij las één gedicht. In het Pools. De titel ontbrak. Navraag leerde dat ook Berlijn niet wist welk gedicht het was.
Misschien kon Gerard Rasch me helpen. Het jaar tevoren was de monumentale bundel van Herbert’s Verzamelde Gedichten in zijn vertaling bij uitgeverij De Bezige Bij verschenen. Ik belde Rasch en legde hem mijn probleem uit. Als ik hem door de telefoon het betreffende fragment van de videoband liet horen, zou hij er dan uitkomen?
“OK, we proberen het,” zei hij.
“Daar komt-ie,” zei ik en ik drukte op START, terwijl ik de telefoon bij de luidspreker hield. Na enkele woorden hoorde ik Rasch roepen:”Ja, ik heb het.” Ik stopte de band, hield de telefoon weer aan mijn oor en vroeg:”U weet het al?”
“Ja,” zei hij, “hij leest het gedicht ‘Fortimbras’ Klaaglied’ – m’n vertaling staat in de buurt van bladzijde 210.”
Ik bladerde en vond zijn vertaling op pagina 212. Of ik hem op de gebruikelijke voorwaarden mocht gebruiken. Dat mocht en we zeiden ‘tot ziens’ tegen elkaar.
Daar is het niet meer van gekomen. Gerad Rasch stierf in 2004.

In de schaduw van de Dode Dichters Almanak ligt inmiddels een Dode Vertalers Almanak met onze eerbewijzen aan Adriaan Morriën, Mies Bouhuys, Rudy Kousbroek, Simon Vinkenoog en Gerard Rasch.