In 2006 schreef Gerrit Komrij op verzoek van Buitenhof het gedicht 'Stemadvies'. Komrij zou er geen woord in hebben veranderd als hij had geweten dat 'Stemadvies' in de Dode Dichters Almanak zes jaar later zou worden herhaald.

Hans Keller

Binnen een week stierven de afgelopen zomer twee toonaangevende Nederlandse dichters: Gerrit Komrij op 6 juli van dit jaar en vijf dagen later Rutger Kopland, de eerste op een logeeradres in Amsterdam, de tweede in zijn woonplaats Glimmen nabij Groningen. De bijna gelijktijdigheid van hun overlijden had hen op het nippertje toch nog enigszins in elkaars nabijheid gebracht. Voor het overige hadden beide dichters maar weinig met elkaar te maken. Wat hun poëzie betreft kon de afstand tussen beiden niet groter zijn. Kopland de zachtmoedige, vaak anecdotische waarnemer, in elk gedicht opnieuw tastend zoekend naar de juiste vorm versus Komrij, nu eens de onversneden romanticus dan weer vervuld van sarcasme en vileine humor en altijd gebijteld in een trefzekere vorm.

'Stemadvies', het gedicht dat hij in 2006 schreef op verzoek van het politieke televisieprogramma Buitenhof – hij las het daarin ook zelf voor – is van die laatste eigenschappen een gelukkig voorbeeld. Stonden toen de parlementsverkiezingen na de val van het kabinet-Balkenende II voor de deur, Komrij zou er geen woord in hebben veranderd als hij had geweten dat 'Stemadvies' in de Dode Dichters Almanak zes jaar en een politieke eeuwigheid later en enkele dagen voor de nieuwe verkiezingen van 2012 zou worden herhaald.

Stemadvies
 
Hoe heet de man (of vrouw) die quasi doet
Alsof hij naar ons luistert maar intussen
Met aangeleerde taal en lange lussen
Tegen zijn eigen leegte zit te praten –
 
Hoe heet de man (of vrouw) die vrede preekt
En door niets zó aan zijn gerief kan komen
Dan door het sturen, in zijn natte dromen,
Van kinderen (niet de zijne) als soldaten?
 
We noemen hem (of haar) politicus.
Houd de politici onder de duim.
Politici zijn gas. Geef ze de ruimte
En ze vullen alle hoeken, alle gaten.


Gerrit Komrij