De drie uitzendingen van het songfestival zijn niet aan mij voorbijgegaan, ik heb ze alle drie bekeken. Na de eerste twee wist ik wie er zouden winnen, Portugal en België.

Een jongeman met hartklachten en een Belgische zangeres die volgens mij met rust gelaten wilde worden. Ik maakte mijn opvattingen bekend, omdat het zo sneu is achteraf gelijk te hebben zonder dat iemand dat kan bevestigen. Ik was trots toen mijn voorspelling uitkwam, Portugal eerste, België tweede. Maar ik raakte in de war toen België ineens, voor mij onverwacht, zakte in de rangorde. Ik had niet begrepen dat vaklui en publiek hun eigen jury’s hadden die later tot één zouden versmelten. Ik weet natuurlijk dat iedereen die een geur, een kleur, een klank of een woord beoordeelt, niets anders kan volgen dan zijn eigen smaak, die niet te vergelijken is met de smaak van een ander.

Als je in een jury zit, moet je vechten voor je smaak, en dat kun je doen met alle middelen, geoorloofd en ongeoorloofd.

Toen de Portugese winnaar een dankwoord sprak, zei hij volgens de vertaler dat hij blij was dat de poëzie weer eens een keer had gewonnen. Ik wist niet of hij gelijk had, ik ken geen Portugees, ik wist niet wat de strekking van het liedje was, ik had de zanger verkozen vanwege zijn artistieke kwetsbaarheid, zijn kapsel, zijn zuster en zijn hartkwaal, maar het lied, dat toch niet onbelangrijk is op een songfestival, was buiten handbereik gebleven.

Gelukkig kreeg ik later de vertaling uit Amsterdam toegestuurd. Dat stelde me gerust, want in Amsterdam wonen waarschijnlijk wel de meeste poëzieliefhebbers op een kluitje. Het laatste couplet luidt:
 
‘Als het hart niet wil toegeven,
geen passie wil voelen, niet wil lijden,
zonder plannen te maken
        voor wat komen gaat:
mijn hart kan beminnen
        voor ons tweeën.’

Dat is poëzie, mijn songfestival is geslaagd.