In zijn nieuwe column kijkt A.L. Snijders naar de berechting van Ratko Mladić, voormalig opperbevelhebber van de Bosnisch-Servische troepen, en leest eeuwen oude versjes voor.

Ik kijk naar de berechting van Mladić, die uit de zaal wordt gezet, omdat hij geen eerbied heeft voor het recht. Hij roept bijvoorbeeld tegen de rechter: 'Neuk je moeder!' Ik vind dat niet zo erg, het is een betekenisloze kreet geworden, vergelijkbaar met godverdomme. Wat ik onbegrijpelijk vind, is zijn verdriet om de zelfmoord van zijn dochter Anna, naast zijn onverschilligheid bij de duizenden onschuldige slachtoffers die hij zelf gemaakt heeft. Als ik op zoek ga naar deze onbegrijpelijke discrepantie kom ik altijd uit bij psychiaters en psychologen wier taal ik niet begrijp. Taal die ik in dit verband wel begrijp, staat in het Oude Testament en werd geschreven door de tweede profeet Habakuk, in de zesde eeuw voor Christus.

'Heere, hoe lang roep ik om hulp
en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld!
en verlost U niet?
Waarom doet U mij onrecht zien en
aanschouwt U de moeite? Ja, verwoesting
en geweld zijn tegenover mij, er ontstaat
onenigheid, ruzie verheft zich.
Daarom verliest de wet zijn kracht en komt
het recht nooit meer tevoorschijn; want de
goddeloze omsingelt de rechtvaardige,
daarom komt het recht verdraaid tevoorschijn.'

Ik stuitte trouwens op deze Habakuk van 2700 jaar geleden, toen ik op zoek was naar Habakuk II de Balker, de schuilnaam die de Twentse dichter H.H. ter Balkt gebruikte voor zijn eerste bundels.

In Boerengedichten staat een bescheiden vers dat ik uit m'n hoofd heb geleerd.

'De klokken slaan bim.
Ik zak als ik klim.
De klokken slaan bam.
Ik ging toen ik kwam.'