A.L. Snijders haalde een ouderwets leerboekje van stal.

Een jonge vrouw schreef mij een brief (papier, envelop, postzegel) met een vraag. Ze had op televisie iemand onbekende woorden horen uitspreken en vroeg mij of ik de betekenis kende: In hoc signo vinces.

Ze keek alleen naar praat- en nieuwsprogramma’s, ze was eenzaam maar had geen medelijden nodig. Die laatste mededeling verontrustte me, maar ik schreef haar toch terug. Wat kon me gebeuren, aan het poststempel zag ik dat ze in Rotterdam woonde, een heel eind weg.

Ik schreef haar terug dat ik de betekenis van de onbekende woorden voor haar had opgezocht in een boekje dat ik al mijn hele leven in bezit heb. Levend Latijn, geschreven door dr. Onno Damsté. Hij was conrector op het Spinoza Lyeum en hij vond het zo belangrijk dat iedereen Latijn leerde dat het boekje al in de eerste klas verplicht was.

Ik heb het dus al sinds mijn twaalfde jaar, en sterker nog, ik heb het onder handbereik. Voor het geval dat iemand uit Rotterdam een vraag stelt over deze taal. Hij schrijft in zijn voorwoord: ‘Men kan dan ook veilig aannemen dat van de ongeveer 70000 woorden, die men in een woordenboek van de Nederlandse taal vindt, wel een derde van vreemde oorsprong is en van die vreemde woorden is 99 procent uit het Latijn en Grieks afkomstig.

De invloed van het Latijn op onze taal dateert al van vóór Iulius (meestal verkeerd genoemd Claudius) Civilis. Reeds voor het begin van onze jaartelling waren Romeinse legioenen tot de lage landen doorgedrongen, weldra gevolgd door kooplieden en ambtenaren.’

In hoc signo vinces’ betekent: ‘in dit teken zult gij overwinnen.’ Keizer Constantinus zag kort voor de slag bij de Mulvische brug aan de hemel een vurig kruis. Hij schrok zo hevig dat hij zich onmiddellijk bekeerde tot het christendom en de slag won. De letters I H S zijn de Griekse beginletters van de naam Jezus.

Ik hoopte dat de jonge vrouw het zou waarderen dat iemand die achter de IJssel woont en dus vaak bespot wordt door mensen die denken dat het een verdienste is om in Utrecht, Amsterdam of Rotterdam te wonen, zich zo uitslooft om iets over te schrijven uit een ouderwets leerboekje.

Zij weet ten slotte niet dat ik bij al dat ordinaire en overbodige geklaag van de moderne populisten vaak denk: bestudeer de geschiedenis van het land eens en realiseer je dat wij afstammelingen zijn van Romeinse soldaten, kooplieden en ambtenaren. Hard werkende immigranten die ons land op de kaart hebben gezet.