'Hij dacht bij avontuur aan oneindige zeeën, grote reizen, vulkaanuitbarstingen, walvissen. Zij dacht aan iets anders en dat maakte haar in één klap tot onbekende.'

Vandaag de dag veel wielrenners in de streek waar ik woon, aangestoken door de tv-beelden van de Tour de France. Frankrijk heeft de meest gevarieerde landschappen van Europa. Daar kijk ik graag naar als de televisie aanstaat. De fietswedstrijd komt op de tweede plaats, ik ken niet genoeg achtergronden en weet ook niet veel van drugs. De wielrenners die ik hier in de buurt tegenkom, zijn ronduit gevaarlijk. Ze hebben allemaal hetzelfde pakje aan en rijden in dichte, jagende klonten over te smalle wegen en bedreigen daarmee solistische fietsers uit een andere categorie. Ik kan een zeker gevoel van angst moeilijk onderdrukken als ik zo’n groep zoemende derailleurs achter me hoor komen. Altijd opgelucht als ik ongedeerd blijf. Daarom deed ik met gemengde gevoelens de deur open toen twee wielrenners bij me aanklopten met pech. Of ik een werkplaats had met een bankschroef. Die heb ik inderdaad, ik heb zelfs een functionerend lasapparaat. Dat hadden ze niet nodig, het ging om buigen en zagen.

Terwijl de oudste in de werkplaats bleef, ging ik met de ander in de schaduw van een boom zitten. Ik houd wel van een lichtvoetig gesprek met een onbekende, maar in dit geval was ik toch verrast, want de man bleek in een bizarre situatie verzeild geraakt te zijn. Het zat hem zo hoog dat hij er wel met iedereen over wilde praten. Zijn vrouw was na vijf jaar rimpelloos huwelijk plotseling van hem gescheiden om als prostituee te gaan werken. De schok was zo groot, omdat dit besluit uit het niets kwam, er was nooit een teken geweest in deze richting. Hij was architect, zijn vrouw secretaresse bij een groot bouwbedrijf, ze hadden bewust geen kinderen, hun leven leek een onneembare burcht. De vrouw had het avontuur gekozen, dat was het enige wat ze erover kon zeggen. Hij dacht bij avontuur aan oneindige zeeën, grote reizen, vulkaanuitbarstingen, walvissen. Zij dacht aan iets anders en dat maakte haar in één klap tot onbekende. Ze zagen elkaar niet meer, hij kon het niet aan, de slag was te onverwacht en bij nader inzien ook te groot. Ik wist niet wat ik hierover moest zeggen, het leek me geen moment voor cynische grapjes of joviale troost. Toen de fiets weer reed en ik alleen onder de boom achterbleef, dacht ik aan psalm 103. ‘De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, / als een bloem des velds, zo bloeit hij; / wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, / en haar plaats kent haar niet meer.