A.L. Snijders over de bemoeienis van de wereldgeschiedenis.

De wereldgeschiedenis bemoeit zich met iedereen, maar je merkt het vaak niet. Ik woon in de buurt van een groot bos- en heidegebied, waar niet veel mensen komen. In de vorige eeuw waren er regelmatig militaire oefeningen. Soldaten reden er met pantservoertuigen en maakten lawaai met hun wapentuig. Soms ging er iets stuk en kwamen ze vragen of ze even mochten opbellen. Hoe het allemaal geregeld was met ons leger wist ik niet, maar het maakte een goedaardige indruk. Dat veranderde toen er officiële berichten verschenen dat het gebied voor het publiek gesloten zou worden. Het speelgoedkarakter zou verdwijnen, er zouden vijftig weken per jaar oefeningen worden gehouden met zware tanks, dag en nacht. De weinige inwoners protesteerden, maar hun stem was zwak, het plan zou werkelijkheid worden. Het ging niet door, de wereldgeschiedenis bemoeide zich ermee, de Muur werd neergehaald, de tanks werden verkocht.

Gisteren fietste ik tegen zonsondergang in het geruisloos geredde gebied. Ik hoorde harde, jonge stemmen, maar ik zag niemand. Tegelijk zag ik in de verte op het pad een groot gecamoufleerd object, bewaakt door gewapende soldaten met zwartgemaakte gezichten. Ik voelde grote opluchting, het land werd weer bewaakt, en zonder dat ik er last van had. Was de Muur niet geslecht, dan had ik m’n onverkoopbare huis moeten achterlaten, en had ik nu in een huurflat in Almere of Lelystad gezeten en niks gedaan.

Thuis zag ik een jonge televisiemaker die een week bij een Afrikaanse stam had gelogeerd. Die mensen hadden geen bezittingen, niets, helemaal niets. Zoals hun (en onze) voorvaderen al honderdduizend jaar niets hadden bezeten. En vanwege dat niets hoefden ze maar dertig procent van hun tijd iets te doen, de rest van de dag lummelden ze maar wat. Ik keek met gemengde gevoelens, misschien had ik in Almere ook zo’n dertig-procent-leven gehad.