Een korte verhandeling over fietsen, identiteit en gezondheid.

1. Lang werd gedacht dat fietsen iets typisch Nederlands was, maar tegenwoordig kun je in talloze steden, van Warschau tot Dublin en Parijs, met behulp van een creditcard en dikwijls ook een mobiele telefoon op straat een fiets huren. Sinds ik in New York woon, vanaf 1995, is naast het drinken van espresso fietsen daar steeds gewoner geworden. Soms zie ik zelfs een man in pak op een zogeheten Citibike – het wittefietsenplan van New York heet Citibike, genoemd naar de sponsor, Citibank. Geheel ongelijk heeft hij niet, op de fiets ben je in New York sneller dan met de taxi en vermoedelijk geldt dat ook voor andere steden. Wie via de fiets bij de Nederlandse identiteit hoopt uit te komen, komt dus te laat.

2. Nogal wat mensen zien de fiets niet alleen als een vervoermiddel, maar ook als een manier om iets aan hun gezondheid te doen. Ik ken een adjunct-hoofdredacteur die iedere dag op de fiets naar zijn werk gaat, maar daarna wel eerst een douche neemt voor hij begint met werken. Misschien is het een idee dat mensen niet meer thuis douchen, maar dat op hun werk doen? Gezamenlijk met je collega’s onder de douche springen voor je verder gaat met de loonadministratie kan het gemeenschapsgevoel vergroten. Eén keer per jaar kunnen dan ook de freelancers meedouchen. De zogeheten freelance-douchedag.

3. Het fenomeen bakfiets als vervoersmiddel voor ouders en een of meer kinderen is iets wat ik voornamelijk in Amsterdam heb waargenomen. Waarom een hele bakfiets nodig is voor twee peuters is mij onduidelijk, maar de bakfiets verhoudt zich tot andere fietsen als de suv tot de gewone auto. Een kwestie van identiteit.

4. Er zijn mensen die op de sportschool fietsen, of die zo’n fiets thuis hebben. Hier is het fietsen losgekoppeld van de behoefte om je van A naar B te verplaatsen, het gaat puur om gezondheid. Dergelijk fietsen is te vergelijken met seks die alleen nog om het genot draait.