Een korte verhandeling over nagels.

Nagels schijnen te blijven groeien na je dood. Niet voor eeuwig uiteraard, dat is een geruststelling. Dat wij niet het eeuwige leven zouden hebben maar onze nagels wel zou zuur zijn.
Wij knabbelen en pulken aan de nagels, iets waaraan ook ik mij bezondig.
Wij verven ze, maar de verf bladdert af, is slordig opgebracht of de kleur van de lak vloekt met onze kleding.
Wij verwonden een kennis tijdens het sporten met onze nagels.
Wij gaan vreemd en brengen bewust of onbewust krassen met onze nagels op het lichaam van onze minnares of minnaar aan waardoor deze in de problemen kan komen.
Men beweert dat portiers van de betere hotels op de schoenen en de horloges van gasten letten om na te gaan hoe het ervoor staat met hun financiën – de portier is een amateursocioloog –, maar de nagels zijn misschien net zo veelzeggend. Niet dat slecht onderhouden nagels per definitie een aanwijzing zouden zijn dat de persoon aan wie die nagels vastzitten weinig geld heeft, maar voor sociologen zijn de nagels vermoedelijk een goudmijn. Aangezien niet alleen de portier een amateursocioloog is geloof ik dat wij vaker op elkaars nagels moeten letten. Ook wie een partner zoekt zou zich meer moeten concentreren op de nagels van de potentiële geliefde.
Een voormalige vriendin vond de nagels van mijn petekind vies, maar een kind mag best smerige nagels hebben. Hij graaft in het zand, raapt dingen van straat op en als hij opgevoed is zonder al te veel smetvrees rommelt hij af en toe in vuilnisbakken.
Er was een tijd dat ik mijn nagels met doorzichtige nagellak liet lakken om de sociologen op het verkeerde been te zetten, maar omdat lak de neiging heeft langzaam af te bladderen ging ik over tot het zogenaamde buffen van de nagels. Dat deed ik niet zelf, dat liet ik doen in een salon in New York. Wel een dure, want The New York Times berichtte een tijd geleden dat er veel misstanden zijn in de nagelsalons. Het buffen heeft mijn geluk vergroot.