Een korte verhandeling over kraamvisite.

  1. Steek geen vinger in de mond van de baby. Zelfs als het uw eigen baby is, kunt u beter niet uw vinger in de mond van de baby wurmen, al werd dat vroeger wel veel gedaan.
     
  2. Geef de moeder alle gelegenheid te spreken over de bevalling, ook als het een griezelverhaal is en ze tot de anus is uitgescheurd. Zo griezelig is dat namelijk ook weer niet. Als de moeder nog een open wond heeft in haar kruis, informeer dan of u iets kunt doen. Schrik niet van bloed en wondvocht en als u daar wel van schrikt, laat het niet blijken.
     
  3. Spreek niet over uw eigen leven en uw eigen kinderen. Als u zelf onlangs bent uitgescheurd kunt u dat vermelden. Als er interesse is, kunt u ook laten zien hoe het er bij u uitziet. Claudia de Breij had het ergens over ‘een huis-tuin-en-keukenflamoes’. U kunt als de nood aan de man is, zeggen: ‘Mijn huis-tuin-en-keukenflamoes is veranderd in een oorlogsgebied en daar loop ik nu al een paar maanden mee rond.’ Andermans wond kan geruststellen.
     
  4. Vraag alleen of de baby gezond is als u zeker weet dat de baby gezond is. Roem de schoonheid van de pasgeborene en zeg ook dat de baby zo lekker ruikt. Dat laatste hoeft geen leugen te zijn, baby’s ruiken doorgaans lekker. Het is nuttig om tijdens kraambezoek uitvoerig aan de pasgeborene te snuffelen alsof u een drugshond bent. Bent u echter zwaar verkouden moet u dat misschien niet doen.
     
  5. De vader. Negeer de vader zoveel mogelijk, ook als u een vriend van de vader bent. Zeg altijd: ‘Hij lijkt niet op de vader.’ Dat vinden moeders doorgaans leuk. Als daar reden toe is, kunt u zeggen: ‘Ik vind dat zij/hij op mij lijkt.’ Maar alleen als u van plagen houdt.
     
  6. Neem een cadeautje mee, bij voorkeur een kledingstuk voor de baby. Een pakje, een shirtje, een jasje. Bij het weggaan snuffelt u zowel aan moeder als aan baby en zegt u: ‘Jullie ruiken allebei heerlijk.’