We weten inmiddels hoe de Islamitische Staat is georganiseerd: rationeel en modern. Deze informatie is te danken aan geheime diensten, benadrukt Chris Kijne. Maar hoever moeten ze gaan bij het inwinnen ervan?

De laatste rol van Philip Seymour Hoffman in Anton Corbijns verfilming van John Le Carré’s laatste boek, is bijna te pijnlijk om naar te kijken.

Vanwege de inktzwarte wereld van Le Carré, waarin het morele gehalte van de veiligheidsdiensten geen gelijke tred meer houdt met nu juist de morele grondslagen van onze ‘vrije’ wereld die ze dienen te beschermen – zacht uitgedrukt.

Vanwege de brandende actualiteit van het verhaal, dat zich weliswaar nog focust op Al-Q'aeda, maar rechtsreeks op de Islamitische Staat kan worden geprojecteerd.

Maar vooral vanwege Seymour Hoffman zelf en zijn personage.

Somber

Hij speelt Günther Bachmann, leider van een anti-terrorisme-eenheid van de Duitse inlichtingendienst. Deze dienst opereert op enige afstand van de formele bureaucratie van de veiligheidsdiensten, vanwege het ingewikkelde infiltratiewerk dat ze doet. Hoffmann speelt ook een getroubleerde man, die zich na een moreel echec op zijn vorige post Beiroet probeert overeind te houden in een keiharde wereld. Een man die zijn menselijkheid probeert te bewaren zonder zijn plicht te verzaken en daarbij regelmatig de fles als houvast hanteert.

De combinatie van dat lichtelijk verlopen personage, dat tegelijkertijd de krachtigste figuur in de film is, en de echte Seymour Hoffman, van wie we nu weten welk gevecht hij tijdens het spelen van die rol aan het voeren was, is bijna niet om aan te zien.

En dus van ongelooflijke, schurende schoonheid.

Je zou, na het zien van de film en de confrontatie met Le Carré’s diep sombere kijk op de wereld van de ’intelligence’ bijna denken dat we beter af zouden zijn zonder veiligheidsdiensten. Dat het werk zelf, zoals door de voormalige agent Le Carré al vaak betoogt, uiteindelijk moreel zo corrumpeert dat het meer schade doet en, concreet, misschien wel meer jongeren rijp maakt voor de jihad dan dat het ze ervan afhoudt.

Puur kwaad

En toch raakte ik de dagen na de film ervan overtuigd dat dat niet zo is. Met name een verhaal bij de BBC bewees een dag na het zien van de immens treurige Seymour Hoffmann, dat we toch niet zonder kunnen. Een team onderzoekers heeft de afgelopen maanden in het diepste geheim en betaald door de Britse overheid, een grote hoeveelheid interne informatie van de Islamitische Staat bemachtigd. Daaruit reist het beeld op van een zeer goed georganiseerde beweging, met heldere gezagsstructuren en een goed functionerende bureaucratie.

Want welke risico’s hebben deze onderzoekers moeten nemen, en welke moreel aanvechtbare beslissingen? Wie hebben ze tijdens hun onderzoek in gevaar gebracht? Hoe vuil zijn hun handen geworden bij het vergaren van de documenten, getuigenissen, usb-sticks en uiteindelijk zelfs de notulen van een IS-vergadering in Aleppo.

Organisatiestructuur IS zoals vastgelegd door het Britse onderzoeksteam

Maar wat een belangrijk beeld geven ze ons van de organisatie in kwestie. Vorige week dinsdag liep ik, na onze uitzending van Bureau Buitenland, waarin collega Abdou Bouzerda zijn belangrijke IS-onderzoek had geopenbaard, de redactie van Met het Oog op Morgen op. Ze zaten net te kijken naar de gekuiste beelden van de onthoofding van Steven Sotloff in het tien uur-journaal.

Eén collega, gehard in het dagelijks nieuws, kreeg een spontane huilbui. Een ander zei: ‘Dit is nu echt het kwaad. Dit is het pure kwaad. ‘
 

Modern

En hoe begrijpelijk die emoties ook zijn: zowel het Engelse onderzoek als de analyse van Abdou Bouzerda, maken ons één ding duidelijk: hier is een buitengewoon rationele, goed georganiseerde kracht aan het werk. Een kracht die, hoewel ze zich legitimeert met een gedachtengoed van 1500 jaar oud, zeer modern opereert. Een organisatie die, wat structuur en strategie betreft, minder van doen heeft met Mohammed dan met Lenin.

Het is juist die rationaliteit en die moderniteit die we moeten begrijpen en die vertroebeld wordt door concepten als ‘het kwaad’. En evenzeer door de gedachte dat het hele fenomeen inherent is aan één religie, de Islam. Zonder, uiteraard, te willen beweren dat er geen dingen plaatsvinden die beslist thuishoren in het domein van het kwaad, of te willen suggereren dat de nieuwe Kalief zich niet op de Islam beroept, zullen we die rationaliteit voor ogen moeten houden en ons moeten realiseren dat juist binnen de islamitische wereld op dit moment onze belangrijkste bondgenoten zitten.

En dat zouden we zonder spionnen niet geweten hebben.

Dit verslag brengt de praktijk van IS zo dichtbij, dat u het wellicht niet wilt zien of horen. Maar het vertelt ook het ongelooflijke verhaal van de soennietische sjeik Khamis al-Jubouri, die de ontkomen sji’ietische militair hielp vluchten en een ondergrondse ‘railroad’ drijft voor vluchtelingen die aan IS ontsnapten.

En ook daar zie ik Seymour Hoffman’s Günther Bachmann weer terug. Beiden behielden hun menselijkheid in een onmenselijke wereld. Uiteindelijk is dat onze belangrijkste opdracht.