Ik loop rustig over de stoep, een knalgeel bord tegemoet waarop staat: ‘Stoep gestremd! Voetgangers oversteken.’

Op de lagere school leerden we zinnen met een vraagteken overdreven vragend uitspreken, zodat aan het eind de toon mooi omhoog gaat. Zo ook leerden we zinnen met een uitroepteken echt uit te roepen: ‘Pas op Jip!’

Je verleert het nooit meer en ik hoor de waarschuwingen op de omleidingsborden dan ook altijd in mij schreeuwen:  stoep gestremd! En dan nog zo’n bars gebod: ‘Voetgangers oversteken.’ Nou begrijp ik dat er niet veel ruimte is op zo’n bord, maar gewoon de zin: ‘De stoep is gestremd, voetgangers kunnen hier oversteken,’ in een vriendelijk lettertype zou zoveel beter zijn. Nu steek ik over met excuses in mijn lijf, met zo’n ‘ik-ga-al-ik-ga-al’-loopje.

Ik houd niet van het uitroepteken. Als ik de Greenwheels-auto afsluit, vraagt de boordcomputer eerst nog rustig: ‘Einde rit?’ maar als ik ‘Ja’ intyp, komt er meteen:
‘Sleutel terughangen!’

Alsof ik me brand aan de  sleutel, zo snel stop ik hem terug.

Ik ben gevoelig voor regels, geboden, autoriteit. Toen ik deze week mijn voordeur opende en er reed een politieauto langs, betrapte ik mijzelf op de gedachte: ‘Nou zeg, ik mag toch wel mijn eigen huis binnengaan.’

Het voordeel van zo autoriteitsgevoelig zijn, is dat ik voor een rebelse daad weinig nodig heb. Toen ik laatst in een theatercafé wel erg lang geen barman zag en voor mezelf een biertje tapte, heb ik een dag lang kunnen teren op een gevoel van dappere onoverwinnelijkheid. Maar ja, als ik die avond mijn tanden niet poets, denk ik toch aan mijn tandarts.

Bij het laatste tandartsbezoek biechtte ik onmiddellijk op: ‘Ik heb geen klachten, maar ik zeg het maar vast: ik heb erg slecht gepoetst.’ De man bekeek mijn gebit en bevestigde dat ik beter mijn best had kunnen doen. Aan het eind van de controle zei hij: ‘Ik geef je nog een tweede kans.’

Zo’n zin is aan mij wel besteed. Ik glimlachte dankbaar. Een paar uur lang ging ik deemoedig door het leven om me pas aan het eind van de middag af te vragen wat er dan in godsnaam gebeurt als een tandarts je geen tweede kans geeft. Ontslag? Ik zal er nooit achter komen: ik durf de goden één keer te tarten, maar geen twee keer.