Mijn nieuwe koffiepot, een percolator die op het vuur moet, werkt geruisloos. Totdat hij klaar is. Je hoort er niets van als de koffie omhoog komt en door de buis stroomt, en dan ineens klinkt er gepruttel omdat er lucht bij komt. De koffie is klaar.


Ik weet dat nu wel, maar voor ik het vuur uitzet, kijk ik toch nog altijd even onder de deksel of de koffiepot inderdaad vol is. Ik kan maar niet geloven dat hij zijn werk zo onhoorbaar heeft gedaan. Een beetje gepruttel tijdens het karwei zou toch prettiger zijn.
Zo geniet ik er ook van als mijn afwasmachine lawaai maakt of als ik de wasmachine hoor centrifugeren. Ik hoor ze graag werken.
Als kind zat ik eens in de auto van mijn oom en ik klaagde dat je in zijn auto niets hoorde en niets voelde. Het was net alsof je niet reed. Mijn oom dacht dat ik zijn auto complimenteerde, maar ik vond het maar niks, dat geruisloos over de wegen zweven. Dat was in onze Lada een stuk prettiger, dan voelde je tenminste dat je reed.
Ik heb alleen maar nare associaties bij die geruisloze koffiepot van mij: sluipende ziektes die je pas ontdekt als het te laat is, een economische crisis die je in de rug aanvalt. Terwijl die koffiepot me natuurlijk juist zou moeten wijzen op zaken die geruisloos worden opgelost.
Al die poezen bijvoorbeeld die vermist worden, volgens de a4’tjes op de bomen. Meestal zijn ze allang weer thuis. Niet eens met veel bombarie thuisgebracht, maar gewoon stilletjes weer naar binnen geslopen, terwijl hun portret nog aan die boom hangt.
Maar ik denk niet aan de poezen als ik koffie zet. Misschien komt het doordat ik koffie zet in de ochtend, als ik de krant lees.
Er is de ellende zelf waar je over leest, maar vooral lees je over de angst dat de ellende alleen nog maar groter wordt. En ondertussen denk ik: jaja, we vrezen de opwarming van de aarde, maar uiteindelijk zal het wel iets totaal anders zijn dat ons verwoest, een onvoorziene meteoriet of de geheime kernwapens van Liechtenstein.
Geruisloos besluipt het ons.
Door mijn gebrek aan geloof in de stille percolator zet ik hem vaak te laat uit. Ik laat hem dan toch weer te lang napruttelen en dan smaakt de koffie bitter. Ik moet leren mijn koffiepot te vertrouwen.