Bij de laatste aanslag in Europa had ik best de extra nieuwsuitzending willen kijken, maar ik vond het niet nodig dat mijn achtjarige dochter het ook zou zien. Ze krijgt het nieuws toch wel mee als de ochtendkrant op de keukentafel ligt, maar ik wilde er niet haar vrije middag mee vullen.

Ik keek zo af en toe op mijn telefoon of er nog wat nieuwe ontwikkelingen waren en dan gingen we weer verder met het bakken van een cake. Ik was dankbaar dat zij er was, en dat het in ons huis op dat moment belangrijk was om een cake te bakken.
Waarschijnlijk was ik zelfs nog tevredener die cake aan het bakken omdat ik wist dat ik iets naars negeerde. Geluk heeft een oever nodig.
Een week later had ik een feest, ik danste tot diep in de nacht, sliep drie uur en moest daarna mijn dochter bij haar vader ophalen. Ik was toen iets minder dankbaar.
Even later stond ik brak in de supermarkt. Zij mocht koken, dus ik sjokte met een wa-gentje achter haar aan en liet haar de boodschappen uitzoeken.
’s Middags sliep ik in haar bed terwijl zij een Spongebob marathon keek. Ik sliep met schaamte, maar ik was dankbaar dat ik slapen kon.
Ik hielp haar met koken, en ook na uren Spongebob vroeg ze zich af waarom we niet voor de tv mochten eten.
‘Nee,’ zei ik, ‘we eten aan tafel.’ Het leek me een dag waarop eten aan tafel belangrijk was. Ik koesterde dit schamele uur goed moederschap. Toen moest ik weg uit de keuken, want de opmaak van de borden was een geheim. Ik stond tien minuten te wachten achter een gesloten deur en riep dat het eten koud werd.
‘Nog even maar.’
Het eten was heerlijk en maar een beetje koud. De paracetamol dempte de kater, en ik had zeker wel een uur geen hoofdpijn. Een gelukkig diner.
James Watson zei ooit: ‘Zolang het geluk in de verte gloort, blijven de dagelijkse zorgen en misstappen draaglijk.’
Mijn geluk is geen toekomst, het is er, midden tussen de dagelijkse zorgen. Zonder de dagelijkse zorgen, zou het geluk me te veel zijn.
‘In de perfecte wereld die we ooit hopen te bereiken,’ zei Watson, ‘zal de mens vrij ge-boren worden en bijna gelukkig sterven.’