We spelen monopoly, met twee volwassenen en twee kinderen. Mijn dochter moet mij honderd euro betalen, maar heeft alleen een biljet van vijfhonderd.

Ik wil haar vierhonderd teruggeven, maar nee, ze wil haar geld eerst bij de bank wisselen en dan mij betalen. Ik ben ook de bank. Wat een omslachtigheid.
‘Nou ja,’ roept de moeder van het vriendje, ‘dat wil hij ook altijd.’ Ik vermoed een logica en eis een uitleg van allebei.
‘Waarom willen jullie het geld eerst bij de bank wisselen?’
Ze roepen maar wat om mij tevreden te stellen: ‘De bank is echt, de bank is serieus. Het is gewoon leuk, kunnen we nu verder spelen?’
Het is gewoon leuk.
We spelen natuurlijk monopoly om geen enkele andere reden dan dat het ‘gewoon leuk’ is, maar blijkbaar willen wij volwassenen, wanneer we eenmaal in die spelwerkelijkheid zijn, dat spel zo efficiënt mogelijk afhandelen en geen onnodige tripjes maken naar imaginaire banken.
Ik liep ooit een groot deel van het Pieterpad, een wandelroute dwars door Nederland van Pieterburen in Groningen naar de Sint-Pietersberg in Limburg. De route slingert door zo mooi mogelijke gebieden, maar wel min of meer van boven naar beneden. Grote wegen worden vermeden. Soms maakt het pad een kleine, rare bocht, om net niet honderd meter over een verharde weg te hoeven.
Als dat al te zichtbaar was, riep ik: ‘Nou ja zeg, dit is gewoon om!’ Alsof ik daar niet voor mijn lol liep. Alsof niet iedere recreatieve wandeling per definitie een omweg is naar huis.
De meeste kinderen hebben een bloedhekel aan wandelen, maar ik ken iemand die zijn kind een flink stuk over dat Pieterpad heeft kunnen jagen door te zeggen dat het een speurtocht was. Op zoek naar de markeringen. Dat doet de meeste kinderen wel versnellen. Zo lijkt het alsof het kind speelt, maar de volwassene een serieus doel heeft.
Als wij vroeger gingen winkelen in de stad moesten we altijd langs een herenhuis lopen met aan weerszijden van de hoge voordeur een trap. Mijn broer en ik liepen natuurlijk altijd via die trap, en steeds weer verbaasde ik mij dat de volwassenen nooit de trap namen. Hoe kon iemand die trap weerstaan?
Ik voel het verlies als ik die trap nu zie en geen enkel verlangen bespeur erover heen te rennen. Ik ben een volwassene die denkt dat-ie een doel heeft en de kortste weg zoekt.