Esther Gerritsen over het nu laten winnen van het verleden.

Ik zag mijn dochter appels plukken. Ik stond zelf iets verderop en raapte de gevallen walnoten op. Vanzelf probeerde ik het moment vast te houden en het werd meteen een zin: ik zag mijn dochter appels plukken. Het klinkt als een oud-Hollands rijmpje, de zin heeft dan ook hetzelfde ritme als: ‘Jantje zag eens pruimen hangen.’

Mijn moeder zei tegen mijn dochter dat ze de appels niet in het mandje moest gooien, maar zachtjes neer moest leggen, zoals mijn opa dat vroeger ook tegen mij zei. Ik ging mijn dochter fotograferen. Ik had beter in het gras kunnen gaan zitten en rustig naar haar blijven kijken. Ik maak toch maar beroerde foto’s.

Vroeger ging ik graag zonder fototoestel op vakantie, dat geeft wat kijkrust. Nu is mijn telefoon een fototoestel, en is het haast een statement om iets niet vast te leggen. Ik heb die plaatjes eigenlijk niet eens nodig. Mijn hoofd legt het al vast. Ik zette de wereld stil, toen ik mijn dochter zag appels plukken. Ze stond op haar tenen, haar armen omhoog en ze trok een tak naar zich toe om er bij te kunnen.

Haar vlechten. Als ze naar school rent met de hond. Als ze hand in hand loopt met het buurmeisje. Als ze leest. Haar veel te grote rugzak op haar rug, met knuffels die aan de rits hangen. Als ze terugkomt van fietsen met opa. Mijn hoofd maakt zoveel betere foto’s dan mijn camera. En ik weet nooit van tevoren welke beelden worden opgeslagen en welke op den duur verdwijnen.

Ergens zijn alle werkelijke filmpjes en foto’s opgeslagen, op oude computers, op in onbruik geraakte filmcamera’s. Soms zou ik willen dat al die vastgelegde beelden verdwenen, zonder spijt. Dan zijn de vlechten van nu het mooist en niet die van toen ze vier was. Dan wint het nu het altijd.

Waarom doet een filmpje van toen ze drie was eigenlijk alleen maar pijn? Omdat het niet nu is, omdat het voorbij is. Hoe moet je dan kijken naar de mensen die er echt niet meer zijn? Soms lukt me dat ... Dan zie ik iemand die op mijn broer lijkt, dezelfde kaaklijn, hetzelfde kapsel en dan bekijk ik zo’n jongen schaamteloos. Dat is beter te doen dan een foto van wat niet meer is.

En de hond van nu krabt net zo aan de huiskamerdeur van mijn ouders als de hond van vroeger, dertig jaar terug. Dat ik dat geluid had opgeslagen wist ik pas toen ons nieuwe hondje deze week tegen diezelfde deur stond te krabben.

Meer van Esther Gerritsen