In zijn NRC-column had Youp van ’t Hek het onlangs over een ‘pisnicht’. Kan het eindelijk eens afgelopen zijn met homofobe scheldwoorden? Nicolaas Veul legt uit waarom dat moet.

In een sloom drafje loop ik op straat, op weg naar de supermarkt. Ik discussieer in mijn hoofd met mezelf over een plannenloos weekend, en of ik chips mag eten of beter blauwe besjes.

‘Vieze flikker!’, hoor ik opeens.

Mijn ogen worden groter. Ik kijk in alle windrichtingen en taxeer mijn omgeving op gevaar. Een opa op een plein. Een vrouw met een hond. En een groep jongens, ze hangen en doen druk. Schelden elkaar voor de gein uit. Ze hadden het niet tegen mij.
Ik ontspan. Besjes of Chips?

Youp van ’t Hek schreef even geleden een column in NRC waarin hij Jelle Brandt Corstius bijviel in de MeToo-discussie. Ik las het op mijn mobiel op het toilet, zoals ik deze weken op het toilet alles lees over #metoo. Youp typeerde de door Jelle beschuldigde oud-collega als ‘enge pisnicht’. Nou is Youp vaker grof, en op een of andere manier een salonfähig scheldkanon, maar dit keer stoorde het me – even los van de hele discussie waar de column deel van uitmaakte.

Het gemak en tegelijkertijd de grofheid waarmee het woord ‘pisnicht’ zich aan me openbaarde; ik was geraakt en kwaad. En ik probeerde in gedachten iets terug te roepen naar Youp, maar ik kon niets verzinnen dat in verhouding stond tot ‘enge pisnicht’.

 Hoe geëmancipeerd we ook denken te zijn, de minachting voor dat wat anders is – of beter gezegd de angst daarvoor – borrelt nog altijd onder de oppervlakte

Schelden met 'homo', 'flikker', 'poot' of 'pisnicht': het raakt me vanwege de vanzelfsprekendheid waarmee het mijn seksualiteit reduceert tot een scheldwoord. Een scheldwoord dat het gevolg is van de heteronormativiteit die het schelden bevestigt en in stand houdt. Het woord 'nicht' is geen neutrale aanduiding voor een man die op mannen valt. Het is een man die op mannen valt én vrouwelijker is dan een ‘gewone’ man – en daardoor inferieur. Hij is een object van spot.

Het is zo’n ontzettende verdrietige stereotypering, die vooral blootlegt hoe diep in onze maatschappij gebakken zit dat homo’s minder zijn dan hetero’s. Hoe geëmancipeerd we ook denken te zijn, de minachting voor dat wat anders is – of beter gezegd de angst daarvoor – borrelt nog altijd onder de oppervlakte. Met de ‘gewone' man aan de top van de apenrots.

Als homo ken ik als geen ander de impact van die ideeën. Ik heb jarenlang in de kast gezeten, en dat was niet omdat ik dacht dat je als homo er gewoon mocht zijn. Of omdat mensen opkeken tegen homo’s, of omdat er een feestje zou worden gevierd als ik kenbaar zou maken wat ik diep van binnen voelde. Nee, ik zat in de kast omdat ik met de paplepel kreeg ingegoten dat een homo inferieur was. Een man die het met mannen deed was een man met vrouwelijke kwaliteiten, en dat was iets om je voor te schamen. Dan was je een watje of een mietje.

Elke keer als er met ‘homo’ werd gescholden, kroop ik dieper in de kast; ik wilde niet inferieur zijn

Als ik sportte en faalde.
‘Homo.’
Als ik liever schilderde dan voetbalde.
‘Homo’.

Elke keer als er met ‘homo’ werd gescholden, kroop ik dieper in de kast. Ik wilde niet inferieur zijn. Ik wilde niet tegen mijn vrienden en familie hoeven zeggen dat ik iemand was voor wie zij zich moesten schamen. Omdat ik als homo niet alleen anders zou zijn, maar daardoor ook minder waard, en vies en eng. De schaamte – die het scheldwoord als doel heeft – kroop onder mijn huid. Mijn zelfbeeld viel samen met het scheldwoord. Als ik ‘homo’ of ‘nicht’ hoorde, schoot ik in een kramp. Zo wordt voor een homo het homo-zijn een schrikbeeld.

Het is niet zo dat als Youp ‘enge pisnicht’ blèrt, dat ik dan aan mezelf ga snuffelen om te checken of ik per ongeluk naar een urinoir ruik. Ik ben inmiddels allang uit de kast, en weerbaar en gelukkig als homo. Maar dat is een stuk moeilijker als je twaalf bent. Woorden hebben betekenis. Betekenis heeft impact. Youp heeft een publieke functie: hij permitteert zich met ‘enge pisnicht’ een ruimte die helaas veel te vanzelfsprekend is.

Vaak hoor je iemand zeggen: ‘ik bedoel er niets mee’, of ‘het is maar een grapje’. Maar het kan niet, en het is ook niet grappig. Het is ongevoelig en asociaal, en je misbruikt je privilege als je als heteroman zo argeloos over minderheden praat.

Even een cursus empathie voor beginners. Het enige wat je jezelf hoeft af te vragen is: ‘hoe zou dit zijn voor de ander’? Wat zou hij lezen als ik ‘enge pisnicht’ schrijf? Wat zou hij horen als ik ‘vuile poot’ roep?

Ik denk dat ik voor heleboel andere pisnichten spreek als ik zeg: het is mooi geweest.

meer nicolaas