Thijs Boontjes, voorman van Thijs Boontjes Dans- en Showorkest, is het met Suijkerbuijk eens dat het onomwonden toelaten van verdriet helend kan werken. ‘Gedeelde smart is halve smart,’ legt Boontjes uit, ‘en als je je slecht voelt, is treurige muziek, of kunst in bredere zin, daar perfect voor. In het dagelijks leven ben je snel geneigd te denken: hup, we moeten maar weer door. Terwijl het heerlijk is om je helemaal te laten meevoeren door je eigen gevoel, door te denken: wat ben ík zielig, wat is het ontzettend verdrietig wat mij is overkomen! Een smartlap is muzikale slachtofferhulp.’
De wetenschap ondersteunt Boontjes’ visie. Uit onderzoek is gebleken dat, wanneer je verdrietig bent, het meestal geen zin heeft om vrolijke muziek te gaan luisteren – het werkt uiteindelijk veel opbeurender om een plaat op te zetten van iemand die het nog zwaarder heeft dan jij.
Boontjes laat zich inspireren door oude rock-’n-rollmuzikanten als Herman Brood, maar net zo goed door charmezangers en volksartiesten als Johnny Jordaan, Willy Alberti, André Hazes en Willy Derby. Hij is dan ook bewust in het Nederlands gaan zingen, omdat hij niet wil vervallen in oppervlakkigheden.
‘In het Engels kan je met een hoop rommel wegkomen, omdat het al gauw wel oké klinkt. Er wordt vaak gedacht dat het meteen plat wordt als je iets zingt wat begrijpelijk is. Dat is een misverstand: poëtisch geneuzel is een makkelijke truc om kutmuziek goed te laten lijken. Ik probeer in mijn teksten rake klappen uit te delen en gevoelens zo direct mogelijk over te brengen.’
Goed, gevoelens minder verbloemen dus. Maar dit wil niet zeggen dat Annie M. G. Schmidts motto het raam uit kan, want het in gezonde mate uiten van je emoties kan tenslotte zomaar omslaan in oeverloos geklaag. Dat was ook voor Suijkerbuijk een vraag bij de ontwikkeling van haar zwelgplatform. ‘Ik heb voor de bijdragen daarom bewust gezocht naar makers die wel een bepaalde zwaarte in hun werk leggen, maar deze zwaarte tegelijkertijd benaderen met humor en een creatieve blik. Aan de andere kant heb ik ook tegen iedereen gezegd: de oprechtheid en de mogelijkheid tot herkenning is het belangrijkst, de Zwelgplek moet niet in ironie blijven steken. Hopelijk hebben we het gebied tussen te lichtvoetig en loodzwaar weten te vinden.’