Volgens kinderliedjes is er in Luilekkerland limonade en rijstebrij in overvloed, maar ooit was het een heus lustoord.

Luilekkerland? Dat kennen we vooral van de kinderversjes, met een hele berg rijstebrij en heel veel limonade. Luilekkerland stond voor de hemel, althans voor een brave versie daarvan, toegeschreven naar de kinderziel en de kinderbuik. Dat Luilekkerland – of Cocagne, zoals het in de middeleeuwen heette – een waar lustoord vol losbandigheid was, is inmiddels een verzonken herinnering.

En toch was het zo, althans in de dromen van de middeleeuwers. Er was vrije seks. ‘Mooie vrouwen en meisjes zijn voor iedereen te grijp,’ meldt de overlevering op schrift over Cocagne. Er was eten en drinken in overvloed, de gebraden vogeltjes vlogen vanzelf in je mond en het regende er vlaaien, pasteien en pannenkoeken. Niemand hoefde er te werken of iets uit te voeren. ‘Wie daar het langst slaapt, verdient het meest,’ zo werd gezegd. Er ging ook nooit iemand dood, na een duik in de plaatselijke ­rivier, de Jordaan, werd je weer piepjong: een jaar of twintig, de ideale leeftijd voor seks, drank en feesten, het raison d’être van Luilekkerland.

In zekere zin was Cocagne voor de middeleeuwers wat Europa tegenwoordig voor veel vluchtelingen is: een droom, een dekentje in het donker. De gedachte eraan hielp de zorgen van alledag te verdragen. Alsof de honger er even niet was als je je tussen de gebraden hazen waande in Luilekkerland; alsof het al te gewone geweld een moment verdween bij de gedachte aan Cocagne, waar geen haat of nijd was en elk vogeltje zijn eigen wijsje zong.
Cocagne was een waarachtig droomland: een troostrijk oord van vrijheid en geluk, van welzijn en overdaad. En de grap was dat iedereen wist dat het niet bestond, dat het te mooi was om waar te zijn, terwijl men er tegelijkertijd toch in wilde geloven. Net zoals men nu in verre landen tegen beter weten in gelooft in de Europese droom.

Tussen utopische bouwwerken als De ideale staat van Plato en Thomas Mores Utopia staat ­Cocagne te schitteren als een eenvoudige kermis vol snoepkramen en attracties. De vraag is natuurlijk wat zoiets zegt over de middeleeuwse geestesgesteldheid. Want is het toeval dat voor én na die tijd elke utopie – en ook een dystopie als Houellebecqs Onderworpen – ons tot geluk dwingt, en dat ‘we’ in die middeleeuwse droom juist lekker aan mogen rotzooien? Vast niet!

Middeleeuwenkenners Herman Pleij en Sanne Frequin en filosoof Maarten Doorman praten ons bij over de actualiteit van de middeleeuwse geluksdroom.

Julie Blussé en Jos Palm