Hebben je ouders vermogen, dan kun je een huis kopen, schrijft Sander Schimmelpenninck in de tweede column bij zijn serie 'Sander en de kloof'. Zo niet, dan vis je achter het net. En wie niet kan instappen in de huizenmarkt, huurt zichzelf arm.

‘Een eigen huis, een plek onder de zon’ – René Froger wist in 1992 al wat het belangrijkste teken van Hollandse welvaart was en zou blijven in de drie decennia erna. De behoefte om een eigen huis te bezitten is zo oud als de mens, maar vooral sinds de Tweede Wereldoorlog is de overheid die behoefte actief gaan stimuleren. En met succes: waar net na de oorlog slechts een kwart van de Nederlanders een eigen huis had, is dat verdubbeld naar een kleine 60 procent nu.

Woningbezit werd na de Tweede Wereldoorlog voor de Nederlandse regeringen een speerpunt.  Alles werd uit de kast gehaald: het tweede inkomen mocht meegerekend bij het bepalen van de maximale hypotheek, de hypotheekrenteaftrek mocht jarenlang afgetrokken worden en sociale huurwoningen werden verkocht. En dat allemaal vanwege een heilig geloof in het eigenwoningbezit. Een eigen huis zou mensen tot een goede burger maken, die goed zorgt voor zijn eigendom en zijn straatje, een burger die zelfredzaam en te vertrouwen is; hij heeft immers wat verliezen.

Eva Roefs

'Particulier woningbezit en gretige banken, dat is geen goede combinatie gebleken'

Sander Schimmelpenninck

Nederlanders zijn met hun behoefte aan een eigen huis geen uitzondering: in sommige landen in Oost- en Zuid-Europa is het eigen huizenbezit nog veel hoger. Het verschil is alleen dat wij onze huizen vooral met hypotheken kopen; in geen enkel ander land in Europa is zo’n groot deel van het eigen huizenbezit bezwaard met een hypotheek. Dat betekent dat de verwevenheid van ons vastgoed met de financiële sector en de conjunctuur extreem groot is.

Twee van de belangrijkste componenten van de hedendaagse kapitalistische samenleving, particulier woningbezit en gretige banken, zijn geen goede combinatie gebleken. De opkomst van het eigen huizenbezit in de afgelopen decennia heeft ervoor gezorgd dat de belastingen op vastgoed alleen maar zijn verlaagd. Dat zorgde er weer voor dat beleggen in vastgoed aantrekkelijker werd, en het verstrekken van hypotheken geleidelijk de hoofdactiviteit van de meeste banken werd, ten koste van zakelijke leningen. Dat is zorgelijk, omdat zakelijke leningen in de regel worden gebruikt om groei, banen en andere nuttige zaken te creëren. Hypothecaire leningen zijn improductief; vanwege de schaarste van grond betekent een toename van het aantal leningen maar één ding: hogere prijzen.

Eva Roefs

'Mensen met vermogens stapten de afgelopen twintig jaar massaal in de pandjes'

Sander Schimmelpenninck

Enorme prijsstijgingen maakte veel eigen woningbezitters vermogend. En dat vermogen gebruikte velen van hen weer om te gaan beleggen. Waarin? Woningen. Dankzij de zeer gunstige vermogensbelasting van box 3, die in 2001 werd ingevoerd, werd beleggen in woningen niet langer alleen voor professionele beleggers interessant, maar ook voor particulieren. Mensen met vermogens stapten de afgelopen twintig jaar massaal in de pandjes en konden dankzij de fiscaal vriendelijke behandeling van het rendement uit die pandjes hun vermogen nog verder laten groeien.

De overheid heeft niet alleen toegestaan dat de vermogenskloof enorm is gegroeid, en deze zelfs verergerd, maar helpt nu ook de kinderen van die bevoorrechte huizenbezitters, door hen toe te staan een ton belastingvrij van hun ouders te krijgen, om een huis te kopen – de zogenaamde jubelton. Dit zorgt ervoor dat verschillen die zijn ontstaan in een vorige generatie, worden doorgegeven en vergroot in een volgende generatie. Hebben je ouders vermogen, dan kun je een huis kopen. Zo niet, vis je achter het net. En wie niet in kan stappen in de huizenmarkt, huurt zichzelf arm.

Eva Roefs

'De huizenmarkt is de belangrijkste drijver van vermogensongelijkheid.'

Sander Schimmelpenninck

In Nederland wordt een koophuis, meer dan in andere landen, vaker als een investering gezien dan als een woning. Het jarenlang bevoordelen van kopers boven huurders, de lage vermogensbelasting voor beleggers, en de vervlechting met de financiële sector maakt de huizenmarkt de belangrijkste drijver van vermogensongelijkheid. Eigen huizenbezit en het beleggen in woningen past in een trend van individualisme, van het ‘goed voor jezelf regelen’. Dat tast de solidariteit in de samenleving aan; de ‘koopkloof’ tussen kopers en huurders zorgt ervoor dat kopers veel meer bezig zijn met het aflossen van de eigen hypotheek, dan met het grotere geheel, zo blijkt uit onderzoek. Vastgoedbezit is zo niet alleen een financiële scherprechter geworden, maar ook een morele.