Hoi, Bernhard, we doen dit gesprek via Skype, want je woont in Thailand. Werkt dat een beetje lekker?
‘Juist. Het is hier zes uur later, dus als Jurjen [Blick, de regisseur, red.] tot laat in de avond aan een aflevering heeft gewerkt, kan ik het precies overnemen als hij gaat slapen. De volgende ochtend ligt ‘ie weer bij Jurjen in de bus. Dat is echt de 24-uurseconomie. Ook het inspelen van de muziek kan ik makkelijk vanuit hier aansturen. Dan blijf ik zelf iets langer op en kijk ik via Skype mee in de studio. Dan wordt het opgenomen en in de cloud gegooid. Als ik dan wakker word, ga ik ermee aan de slag. Op een rustige dag is het trouwens ook lekker hoor, want als er even niets te doen is, duik ik hier gewoon het zwembad in.'
Klinkt heerlijk. Hoe ben jij eigenlijk bij Stuk betrokken geraakt?
‘Tien jaar geleden heb ik een keer de muziek voor een film van Jurjen gedaan; daarna hebben we elkaar nooit meer gesproken, maar iets meer dan een jaar geleden nam hij contact op. “Ik ben met iets bezig en ik wilde jou ook vragen.” Zo had hij meer mensen benaderd. En zowaar, ik was diegene die het juiste muziekje had gemaakt.’
Hoe ben je te werk gegaan?
‘Jurjen heeft mij in eerste instantie wat nummers gestuurd, muziek waar hij zelf aan dacht. Het is een behoorlijk heftige serie, met krachtige emoties, intieme verhalen, sterke persoonlijkheden, dus daarom is de muziek best uitgesproken. Het moest ook schuren. Strijkers die niet op hun mooist spelen, bijvoorbeeld, zoals de laatste noot in de leader. Die jiiieeeekkrrr, daarvoor heb ik aan de violist gevraagd haar viool zowat te breken.’
‘Je moet zo een beetje uitvinden wat wel en niet werkt, hoe ver je kan gaan ook. Gelukkig hadden we de “taal” die we wilden spreken snel te pakken. Dan loopt het eigenlijk vanzelf, al ben ik nog wel een paar keer tot een halt geroepen.’
Dan had je een te erge tranentrekker?
‘Ja, haha. En daar had Jurjen dan ook gelijk in.’
Hoe kijk je zelf naar de serie? Sommige beelden moet je wel vijftig keer gezien hebben.
‘Nog wel vaker. Terwijl ik de muziek maak, draait de scène waar ik aan werk, continu door. Sommige stukken heb ik meer dan duizend keer gehoord. Je bent bezig met de emotie, de timing, met details die waarschijnlijk niemand anders zal horen. Dat is dan beroepsdeformatie. In het begin, tijdens de eerste aflevering, zat ik daarbij zelf af en toe met tranen in mijn ogen, ja. Als je ziet wat mensen kan overkomen – op een gegeven moment wordt het wel je werk, maar als je er dan weer even bij nadenkt…’