is het Europese emissiehandelssysteem de motor achter de energietransitie?

De energietransitie is in volle gang, hoe groot is de invloed van het Europese emissiehandelssysteem ETS?

Tekst Daan Kuys Beeld Fien Leeflang

Inmiddels zijn er zoveel bedrijven bewust bezig met het vergroenen van hun activiteiten dat het soms vanzelf lijkt te gaan. We gaan ‘nu eenmaal’ van de fossiele brandstoffen af, en dus is iedereen - een aantal uitzonderingen daargelaten - volop bezig met de alternatieven. Zonnepanelen worden met bakken tegelijk geïnstalleerd, het ene na het andere windpark op zee wordt uit de grond gestampt, producten worden energiezuiniger, natuur wordt hersteld, schimmige CO2-compensatieprojecten worden opgetuigd en marketingafdelingen storten zich op greenwashing. We gaan ‘nu eenmaal’ van de fossiele brandstoffen af, en dus is iedereen volop bezig met de (quasi)alternatieven.

Boel aan de hand dus, maar wie heeft eigenlijk de regie? Wordt het bijgehouden als er ergens plannen voor een windmolenpark worden geschrapt? Is er iemand met een stok en een wortel die ervoor zorgt dat al die handtekeningen onder het Parijs-akkoord in 2015 meer zijn dan alleen inkt op papier?

Dé motor achter de energietransitie is het - pas op, saaie term - Emissions Trading System (ETS). Velen noemen het ETS ook wel de hoeksteen of ruggengraat van het Europese klimaatbeleid. En ook wereldwijd wordt het ETS inmiddels gezien als het beste systeem om het klimaatprobleem op te lossen. Maar waarom? En hoe werkt dat systeem dan precies?

Wat is het ETS?

Het ETS zet een plafond op de totale jaarlijkse fossiele uitstoot van bedrijven. Dat plafond gaat omlaag in lijn met de klimaatdoelstellingen.

Dat plafond wordt elk jaar lager. Al vanaf de oprichting in 2005 mogen zo’n 11.000 installaties in de energiesector, de industriële sector en de binnen-Europese luchtvaart in totaal steeds minder uitstoten. Denk in Nederland dan aan bedrijven als Tata Steel, Shell, RWE, Vattenfall, ENCI, Uniper en Chemelot. 

Zo simpel? Niet helemaal. Dan is er nog het stukje ‘Trading’ in het Emissions Trading System. In goed Nederlands: marktwerking. Bedrijven mogen hun recht om binnen het plafond uit te stoten, doorverkopen aan andere bedrijven. Elke niet-uitgestoten ton aan CO2 binnen het plafond, kan een bedrijf verkopen op een door de overheid gereguleerde veiling. Op die manier kan het geld verdienen met sneller verduurzamen. Aan de andere kant mogen bedrijven die maar moeilijk hun uitstoot omlaag kunnen brengen, deze uitstootrechten kopen van andere bedrijven.

Op die manier probeert de Europese Commissie de transitie zo soepel en flexibel mogelijk te laten lopen: zij verlagen jaarlijks de totale toegestane uitstoot, maar laten bedrijven onderling bepalen waar die uitstoot het best omlaag kan. De overheid bepaalt dus niet zelf per bedrijf hoeveel de uitstoot omlaag moet.

hoe goed werkt het ETS?

Sinds 2005 is de uitstoot van alle bedrijven die binnen het ETS vallen met zo’n 40 procent omlaag gegaan. Sinds 2021 werd het plafond versneld verlaagd met 2,2 procent per jaar en vanaf dit jaar met 4,3 procent per jaar. En er is nog meer goed nieuws: vanaf 2027 komt er een tweede ETS voor de bebouwde omgeving, transport en de zeevaart. Daardoor zal zo’n 80 procent van alle uitstoot in de Europese Unie onder een ETS-systeem komen te vallen. Zo hoopt Europa haar klimaatdoelen te gaan halen.

het ETS bepaalt het tempo van de energietransitie

Klinkt dit als regie? Een gestructureerd plan waar je eigenlijk nauwelijks nog van gehoord had? Dat kan kloppen. ‘Mensen hebben niet in de gaten dat het ETS zo belangrijk is,’ vertelt Machiel Mulder. Hij is hoogleraar energie-economie aan de Universiteit in Groningen en lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad die het kabinet adviseert over klimaatbeleid. ‘Het klimaatprobleem is een probleem van de totale hoeveelheid fossiele uitstoot. Die totale hoeveelheid moet omlaag, en dat is precies wat het ETS-systeem elk jaar doet.’

Mulder loopt er al jaren tegenaan dat zelfs vakgenoten soms niet snappen dat het ETS-plafond the end game is, en dat het dus eigenlijk niet uitmaakt of je extra veel zonnepanelen op je dak zet of niet. Dat betekent immers alleen maar dat iemand anders dat jaar meer kan uitstoten. De totale hoeveelheid toegestane uitstoot blijft immers hetzelfde.

Alle andere dingen waar mensen zich vaak over opwinden: fossiele subsidies, duurzaamheidssubsidies, greenwashing, het wel of niet sluiten van een vervuilende fabriek, zeggen verder alleen iets over hoe we emissies reduceren, maar niets over de hoeveelheid emissies die we reduceren. Dat is hoopgevend en positief, vindt Mulder. ‘Want de emissies gaan elk jaar gewoon omlaag.’

Kunnen we alle duurzaamheidssubsidies dan afschaffen zonder gevolgen? Mulder denkt even na. ‘Inderdaad. Of, nouja, die duurzaamheidssubsidies zorgen ervoor dat CO2 uitstoten betaalbaar blijft, want er worden dan meer uitstootrechten aangeboden op de emissiemarkt. Daardoor ontstaat er meer politiek draagvlak om het plafond verder te verlagen. Als CO2 uitstoten heel duur was, dan zou er in Brussel veel meer verzet zijn tegen de verlagingen van het plafond.’

gratis geld voor de industrie?

Toch is er ook kritiek op het systeem. Bedrijven zouden veel te veel geld in de schoot geworpen krijgen, op kosten van burgers. Zo bleek uit een analyse van Carbon Market Watch dat de staal-, cement- en petrochemische industrie in de periode 2008-2019 tussen de 30 en 50 miljard euro verdiende door uitstootrechten te verkopen of de rechten door te berekenen in hun prijzen. 

Uit een onderzoek van het Wereldnatuurfonds bleek dat bedrijven de afgelopen negen jaar voor meer dan 100 miljard euro aan emissierechten kregen, meer dan de bijna 90 miljard euro die het systeem ophaalde met de verkoop van diezelfde rechten. 

Bij zulke kritieken wijst de Europese Commissie en ook Mulder op het gevaar dat die bedrijven hun activiteiten anders zullen verplaatsen naar buiten de EU-grenzen. Die winsten zouden daarom niet onterecht zijn. Bovendien blijft het totale uitstootplafond elk jaar dalen - uiteindelijk het allerbelangrijkste - en is de Commissie van plan om een CO2-grensbelasting in te voeren om een mogelijke vlucht naar het buitenland tegen te gaan. Daarmee zullen de gratis rechten in tien jaar tijd worden afgebouwd.

Sam Van den plas [sic], beleidsdirecteur bij Carbon Market Watch, vindt die tien jaar maar lang duren. Zeker omdat het ETS tot 2018 slecht functioneerde, zo zegt Van den plas. Het plafond was te hoog, gevuld met te veel (gratis) rechten, en vormde onvoldoende prikkel voor bepaalde bedrijven om sneller te verduurzamen.

Maar inmiddels is het plafond lager, de CO2-prijs hoger en het ETS is daarmee verworden tot een zeer belangrijk klimaatinstrument, aldus Van den plas. ‘De Europese emissiehandel is een gereguleerde markt om emissies te reduceren. Daar heb ik mijn kritiek op: het plafond gaat nog steeds niet snel genoeg omlaag. Maar los daarvan zijn er wel verplichtingen voor meer dan tienduizend fabrieken in Europa.’

Het ETS is dan ook echt iets anders dan de schimmige en vrijwillige CO2-compensatiemarkt, vooral bekend van het boompje dat je zogenaamd kunt planten wanneer je een vliegticket boekt. 

Dat vindt Van den plas ook: ‘Bij het ETS moeten de grootste vervuilende sectoren jaarlijks rapporteren wat hun uitstoot is. Dat wordt onafhankelijk gecontroleerd. En voor elke ton die ze uitstoten moeten ze een emissierecht indienen aan het eind van het jaar. Doen ze dat niet, dan krijgen ze boetes en moeten ze nog steeds diezelfde emissierechten indienen. En ook andere landen hebben bij lange na nog niet dezelfde soort reductiedoelstellingen als we hier in Europa hebben.’

Ook vindt Van den plas het logisch dat het systeem straks wordt uitgebreid naar een groter deel van de samenleving. ‘Al zal er altijd flankerend beleid gevoerd moeten worden. Denk aan isolatienormen voor gebouwen, het uitfaseren van de verbrandingsmotor en een sociaal fonds zodat mensen met een kleine portemonnee de energierekening kunnen blijven betalen.’