De inlichtingendienst MIVD heeft hoge officieren uit het Syrische leger geïdentificeerd die verantwoordelijk waren voor aanvallen op burgers met het gifgas sarin. Uit informatie van Argos blijkt dat het gaat om aanvallen in 2017 op Ltamenah en Khan Sheikhoun. De aanval op Khan Sheikhoun was de een-na-dodelijkste gifgasaanval van de oorlog in Syrië.

De militaire inlichtingendienst MIVD heeft vastgesteld wie er in Syrië verantwoordelijk waren voor meerdere aanvallen met het zenuwgas sarin. Dat zegt MIVD-directeur Jan Swillens in een interview met Argos over het gebruik van zogeheten bulkdatasets. ‘Doordat wij bulkdatasets hadden over Syrië zijn we in staat geweest om onze analyses daarop los te laten en hebben we geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat er sarin is ingezet in Syrië. En in de tweede plaats dat er vijf hoge Syrische officieren werkzaam in het chemische wapenprogramma van Assad betrokken zijn geweest bij de inzet van dat chemische strijdgas tegen de eigen bevolking’, aldus de generaal-majoor.

De door de MIVD onderzochte aanvallen vonden plaats in de periode van eind 2016 tot begin 2017. Swillens zegt niet om welke incidenten het precies gaat. Uit informatie van Argos blijkt echter dat in ieder geval aanvallen op Ltamenah en Khan Sheikhoun in 2017 zijn onderzocht door de MIVD. De aanval op Khan Sheikhoun op 4 april 2017 kostte vele tientallen mensen het leven. Een veelvoud raakte gewond. Het is na de sarinaanval op Ghouta in 2013 de dodelijkste gifgasaanval in de Syrische oorlog. Het incident was voor de VS onder toenmalig president Trump aanleiding om de Syrische luchtmachtbasis Shayrat te beschieten met kruisraketten. 

In de anderhalve week voor de aanval op Khan Sheikhoun waren er ook al twee zenuwgasaanvallen met sarin geweest op Ltamenah, in dezelfde regio. Door deze aanvallen op 24 en 30 maart 2017 raakten tientallen mensen gewond. Alle drie de keren zouden Soechoj 22-gevechtsvliegtuigen van de Syrische luchtmacht in de vroege ochtend zijn opgestegen van de vliegbasis Shayrat om doelen te bombarderen met het gas.

Nachtelijke aanwezigheid

Tijdens een seminar in maart in Den Haag over de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kwam het onderzoek door de MIVD ook aan de orde. Toen werd duidelijk dat de MIVD bulkdatasets met telecomgegevens in handen had gekregen. De MIVD kon dankzij de gegevens achterhalen dat vooraanstaande officieren uit het chemische wapenprogramma van Assad telkens als er een gifgasbom werd gegooid, 's nachts tussen 03.00 en 04.00 uur aanwezig waren op luchtmachtbasis Shayrat. Doordat de MIVD gegevens kon koppelen aan namen en locaties was de dienst in staat om naar eigen zeggen ‘onomstotelijk’ vast te stellen dat vijf officieren ‘direct betrokken en verantwoordelijk waren’ voor de inzet van sarin.

Eenheid 450

Tijdens dezelfde bijeenkomst in maart werd gezegd dat de MIVD net als de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag onderzoek had gedaan naar gifgasaanvallen met sarin. Hoewel de MIVD door de OPCW niet wordt genoemd, gaat het in een OPCW-rapport van april vorig jaar ook over de verantwoordelijkheid voor de twee aanvallen met sarin op Ltamenah. De rapportage beschrijft dat het OPCW-onderzoeksteam informatie heeft ontvangen dat leden van ‘Eenheid 450’ aanwezig waren op vliegbasis Shayrat. Eenheid 450 was een onderdeel van het Syrische programma voor chemische wapens dat zich bezighield met onder meer de opslag en behandeling van gifgas, waaronder sarin. Hoge commandanten van de Syrische Republikeinse Garde zouden aan officieren van Eenheid 450 orders hebben gegeven om voorbereidingen te treffen voor inzet van het gifgas.

Ontkenning

Ondanks tal van aanwijzingen en rapportages van VN en OPCW die in de richting van het regeringsleger wijzen, ontkent het regime van de Syrische president Assad verantwoordelijk te zijn voor de gifgasaanvallen op Ltamenah en Khan Sheikhoun.

Bewaartermijnen

Argos sprak met MIVD-directeur Swillens over het Syrië-onderzoek in het licht van de discussie die is ontstaan over de bewaartermijn voor bulkdatasets. Die is wettelijk vastgesteld op anderhalf jaar. Volgens toezichthouder CTIVD overschrijden de diensten de bewaartermijnen stelselmatig door gebruik te maken van kunstgrepen en is dit onrechtmatig. 'Dit gaat in tegen de aard van bulkdatasets die voor het overgrote deel uit gegevens bestaan van personen of organisaties die geen onderwerp van onderzoek zijn en dat ook nooit zullen worden', aldus de CTIVD.

Voorspellen

De inlichtingendiensten zeggen dat ze hun werk niet goed kunnen doen als ze na anderhalf jaar data moeten weggooien, die in de toekomst relevant kunnen zijn. Swillens benadrukt de grote waarde van deze gegevens voor het werk van zijn dienst. ‘Wat het ingewikkeld maakt, is dat wij vooruitkijken, waar je in de opsporing en het strafrecht terugkijkt’, aldus Swillens. 'Er is een misdaad gepleegd, dan kun je heel gericht beginnen met zoeken. In het inlichtingenwerk is dat een stuk lastiger. Wij proberen te voorspellen of iets gaat gebeuren of niet. En vaak is dat ook een dreiging die we nog niet kennen.’ Als voorbeeld noemt de MIVD-directeur ook het Syrië-onderzoek. ‘De gifgasaanvallen vonden plaats eind 2016, begin 2017 en de analyses hebben we in 2019 gemaakt. Dus een bulkdataset heeft ook een historische waarde voor ons.’