Er gebeuren soms de vreemdste dingen in de Nederlandse politiek. Op papier is de Tweede Kamer dan misschien het hoogste politieke orgaan, de praktijk is regelmatig anders.
Dat werd afgelopen woensdag weer eens duidelijk tijdens een vergadering van de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid.

Een meerderheid van de Kamer vraagt al bijna twee jaar tevergeefs aan de minister van Justitie om inzage in een groot aantal belangrijke documenten. Afgelopen woensdag deden de fractiespecialisten Justitie en Veiligheid opnieuw een poging.  

Het gaat om stukken over de zaak van oud-Transavia-piloot Julio Poch, de man die door toedoen van Nederland ruim acht jaar onschuldig in een Argentijnse gevangenis zat op verdenking van misdrijven gepleegd tijdens de Argentijnse dictatuur, veertig jaar geleden. 

Over die zaak - en de omstreden rol die Nederland daarbij speelde - zijn dikke rapporten geschreven, die erop neerkomen dat het weliswaar allemaal heel erg is, wat Julio Poch is overkomen, maar dat de Nederlandse overheid geen enkele blaam treft. Ook het Koninklijk Huis heeft een onbesmet blazoen – ondanks aanvankelijke aanwijzingen dat het koningshuis een vinger in de pap zou kunnen hebben gehad vanwege de rol die de vader van Máxima bekleedde in het regime van de Argentijnse dictator Videla.

Met name het eerste rapport, van de Commissie Dossier J.A. Poch, kreeg flink wat kritiek. Vooraanstaande rechtsgeleerden concludeerden dat Nederland wel degelijk medeverantwoordelijk is voor de ellende die Poch heeft moeten ondergaan. 

De Tweede Kamer wil daarom – als controleur van het kabinet - graag zien op welke documenten de schrijvers van het rapport zich eigenlijk hebben gebaseerd – en wat daar allemaal in staat. Maar die wens gaat maar niet in vervulling. 

Onwillig bewindspersoon

‘De maat begint wel een beetje vol te raken, want het is niet voor het eerst dat we dit rappel moeten doen’, zei SP-Tweede Kamerlid Michiel van Nispen woensdag. ‘Het begint een beetje op onwil van de minister te lijken. Ik vind dat we dit niet langer kunnen accepteren.’

Tegelijkertijd vroeg hij zich openlijk af wat de volgende stap zou kunnen zijn om een onwillige bewindspersoon toch te laten doen wat de Kamer wenst. Kennelijk komt de starheid die minister Yesilgöz aan de dag legt niet dagelijks voor. 

Feit is dat Kamerleden hierover al uitzonderlijk lang aan de bel trekken met moties en herhaalde oproepen - zonder succes. Feit is ook dat de voorganger van minister Yesilgöz, Ferd Grapperhaus, in maart 2021 zwart op wit beloofde om het archief van de commissie die de zaak-Poch onderzocht ‘zo snel als mogelijk’ naar de Kamer te sturen. 

Daarbij komt dat de Kamer ook onder Grapperhaus al veel geduld heeft moeten opbrengen. Eerst bleek het archief zo omvangrijk dat het niet vóór de gestelde deadline naar buiten kon; het belang van de Staat mocht niet worden geschaad dus de stukken moesten eerst op dat punt worden beoordeeld. Daarna antwoordde de minister ‘nee’ op de vraag van de Kamer om desnoods alvast de stukken te overhandigen die al wél waren beoordeeld. Grapperhaus zei te vrezen dat dit ten koste zou gaan van de zorgvuldigheid.

Belang van de Staat

En nu wil zijn opvolger dus het hele archief geheim houden. ‘Nu ik kennis van het volledige archief heb kunnen nemen’, schreef Yesilgöz in oktober vorig jaar aan de Kamer, ‘blijkt dat verstrekking van het archief vérstrekkende gevolgen kan hebben voor meerdere betrokkenen, waardoor zij onevenredig benadeeld zouden worden.’ 

Daar nam de Kamer geen genoegen mee. De vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid stuurde Yesilgöz een brief waarin ze verzoekt het archief binnen een week alsnog openbaar te maken, samen met de adviesnota’s van Justitieambtenaren die kennelijk onder Grapperhaus nog instemden met openbaarmaking maar nu ineens grote bezwaren zien.

Toen Yesilgöz niet op de brief reageerde, stuurde de Kamer in december een zogeheten rappel. Maar ook daarna bleef het stil. Afgelopen woensdag klommen de Kamerleden daarom opnieuw in de pen, nu met als deadline aanstaande maandag. 

Wat de zaak extra opmerkelijk maakt: de Kamer wil het archief inzien met een beroep op het beroemde Artikel 68 van de Grondwet. Dat artikel bepaalt dat bewindslieden aan Kamerleden alle inlichtingen moeten geven die zij wensen. Alleen als openbaarmaking in strijd is met het belang van de Staat, mogen bewindspersonen hiervan afwijken.

Yesilgöz meldt echter nergens op welke manier publieke inzage in het Poch-archief het belang van de Staat zou schaden. Zij wijst op ‘onevenredige benadeling’ van en ‘verstrekkende gevolgen’ voor individuele ‘betrokkenen’. Het is de vraag of dat te rijmen valt met de uitgangspunten van Artikel 68 Grondwet.

De Kamer zal nu moeten kijken welke politieke ‘wapens’ voorhanden zijn om de minister alsnog tot actie aan te zetten. De weigering van Yesilgöz om het Poch-archief naar buiten te brengen, zal voor de coalitiepartijen in elk geval geen reden zijn om het vertrouwen in de minister op te zeggen. Maar als dit paardenmiddel geen optie is, wat dan wel?

Hoe dan ook is hierdoor een curieuze situatie ontstaan. Want terwijl volksvertegenwoordigers al twee jaar inzage in de Poch-documenten wordt geweigerd, hebben ongekozen ‘gewone’ burgers deze geheime stukken uitgebreid kunnen bekijken: de leden van de Commissie Dossier J.A. Poch uiteraard, maar ook mensen die in opdracht van Grapperhaus hebben bekeken of de stukken openbaar kunnen worden gemaakt. Dat zijn medewerkers van de Landsadvocaat, schreef Grapperhaus, en van het commerciële bedrijf Deloitte Forensic.