Annemiek Smit schreef een modern verhaal rond de Griekse tragedie Hyacinthus.

1. Verliefd zijn heeft nooit hoog op mijn eisenlijst gestaan. Eerlijk toegegeven, het uiterlijk van mijn vrouw werkt niet echt mee. Ze is niet wat we noemen een Aphrodite. Natuurlijk had ze het vanuit de verre verte zien aankomen, dat ik verliefd zou worden op een ander. Maar toen ik het haar vertelde, reageerde ze niet zoals ik het had voorspeld. In tegendeel. Ze liet de bloemenvaas stuk vallen op de grond en greep zich vast aan het gordijn. Waarna ze met stof en al ten gronde ging. Hierna hebben we er nooit meer over gesproken. Ook waren de bezoekjes die we eerder aan onze buren brachten tijdelijk over.

2. Ik denk wel eens, dat het misschien makkelijker voor haar was geweest als ik verliefd was geworden op mijn secretaresse. Begrijpelijker in elk geval.
Maarten moest er om lachen. Hij zei dat we dan maar een hobby moesten zoeken. Frisbeeën bijvoorbeeld. Ik moest er om grijnzen, niet wetende dat juist deze frisbee hem fataal zou worden.
De dagen werden langer, onze vrouwen waren steeds vaker thuis. Ze kwamen steeds vaker bij elkaar over de vloer. Niet om naar ons te kijken, maar naar elkaar. Stilzwijgend, schouderophalend.

3. We hadden geen seks, daar vonden we onszelf te oud voor. Soms lagen we naast elkaar, op het eenpersoonslogeerbedje. Ik legde wel eens, bij wijze van een schouderklopje, mijn hand op z’n kruis. Dan vertelde ik hem over mijn modelvliegtuigen, hij sloot zijn ogen en speelde met mijn onbezette hand. Hij vertelde over de Italiaanse Renaissance, zijn stacaravan aan zee en spinazie. Als een hongerige wolf at ik al zijn woorden op.

4. Met een glas wijn in zijn hand stond hij op, schraapte zijn keel en tikte met zijn mes tegen het glas. Ik keek al. Ik snapte niet wat hij van plan was, maar het leek er op dat hij de aandacht wilde van de mensen aanwezig in het restaurant. ‘De frisbee,’ zo begon hij, ‘heeft een diameter van ongeveer twintig tot vijfentwintig centimeter.’ Ik hoorde een aantal mensen ongemakkelijk kuchen. ‘Zij zijn ontworpen om aerodynamisch te vliegen en draaien rond wanneer ze worden gegooid. De eerste werd gemaakt op dertien januari in 1975. In 2002 wist een Zweed het te presteren om een frisbee 250 meter ver te gooien.’ Mensen wisten nooit precies wat ze met deze informatie moesten. Ik wel, dus applaudisseerde enthousiast.

5. Als een spin in de hoek van de kamer wacht de dood zijn beurt af. Maarten was iets te dik om te rennen. Toch besloot hij het wel te doen. ‘Gooi hem hier maar naartoe’ riep hij, ik gehoorzaamde. Met een ferme armbeweging wierp ik de frisbee.
Ik vraag me nog steeds af waarom hij niet opzij stapte. Waarom hij als versteend bleef staan toen het roze draaiende ding op hem afkwam. De frisbee ramde zich tegen zijn hoofd. Maarten viel. Ik moest lachen. Hij overdreef altijd. Die dag niet. Want toen ik dichterbij kwam, was hij overduidelijk dood. Er stroomde een stroompje bloed uit zijn oor, ik heb niet eens meer gezocht naar een hartslag of een ademhaling.
Toen ben ik naast hem gaan zitten, wachten. Niet tot hij weer zou gaan leven, maar tot iemand iets zou doen. Bellen, om hulp roepen, reanimeren, het maakte mij niet zo veel uit. Iets.

6. Gister stond ik op de plek waar hij stierf. Mijn vrouw plukte de bloemen. ‘Hyacinten, zeldzaam, voor de tijd van het jaar’ Ze lachte, haast voldaan. Het liefst had ik haar diezelfde avond nog levend begraven. Maar ik at en zij staarde naar de vaas op tafel. Ik dacht aan de dingen die ik niet had moeten doen, zij slaakte een zucht en vroeg:
‘Waar denk je aan?’
Nu bedenk ik me dat het handiger was geweest om te antwoorden. Wie weet had ze me verlaten, of zichzelf van het gebouw afgegooid. Of nog beter, gestikt in d’r eigen zoutloze zuurkool.
‘Nergens aan, lief.’
Voor de tweede keer die dag knikte ze tevreden en begon met afruimen. Met die woorden had ik Maarten ongedaan gemaakt en had ik getekend voor nog minstens twintig jaar huwelijk. Traag als stroop, zuur als kool.
Haar gezicht vertrekt als ze twintig halfnaakte geoliede mannen voorbij ziet zeulen op tv. Ik neem tevreden een slok van mijn thee. Ik weet niet wat mijn lijden verzacht, de mannen, of haar ongenoegen. Ik besluit dat beiden voldoende zijn voor vanavond. Ruimvoldoende. 

Dit item werd eerder gepubliceerd op een van de vorige Dorst weblogs.