Een schoolfeest draagt heel wat zorgen met zich mee. Zo is het belangrijk aandacht te besteden aan je uiterlijk, maar nog belangrijker, je innerlijk. Niets is immers onaantrekkelijker dan iemand die zich niet weet te verhouden tot een bepaald gespreksonderwerp. Dus las ik me weken lang in, over politiek, literatuur en kunst.

De werkelijkheid viel, zoals vaker het geval is, wat tegen. Muziek die zo hard was, dat ik mijn verhaal over Schopenhauer niet kwijt kon. Ook was ik een van de weinigen die zich gehouden had aan het ‘piraten en indianenthema’. De meisjes hadden zich uitgedost in korte rokjes, netkousen en ook al waren hun borsten nog net iets te klein, ze droegen hun shirts toch tamelijk laag.

Ik heb net gedaan alsnog mijn kostuum te warm was, dus met een losgeknoopte blouse begaf ik me naar de drankjes. Cassis, cola en bananensap. Een jongen naast me gooide een grote scheut drank in mijn cola. Tenminste, ik ging er vanuit dat het drank was, zijn ogen draaiden rond in zijn kassen en hij hield zich vast aan mijn schouder. Na drie slokken van mijn drankje voelde ik me beter. Liep naar de wc om mijn lippen te stiften. Om daar tot de conclusie te komen dat mijn zorgvuldig getekende lijntje vervaagd was. Met tranen in mijn ogen stond ik even later weer op de dansvloer.

Opeens stond hij naast me, Nog net niet dronken. Een van de weinigen die ook dachten dat het cool zou zijn om verkleed te komen. Hij danste met zijn armen om mijn middel, en zei af en toe dat ik mooi was. Ik bloosde dan, en lachte met mijn hand voor mijn mond.

Toen onze aardrijkskundeleraar ons allemaal verzocht de zaal te verlaten liepen we samen naar buiten. Ik keek even om me heen of ik mijn vader al zag staan. Nergens te bekennen. Even later stond hij met zijn armen tegen de muur, het werd nu duidelijk dat hij een stukje kleiner was en wat zijn intenties waren. Met zijn hoofd wat schuin gebogen koersde hij richting mijn mond. Ik dacht aan liplijnen, lippenstift en indianen. Toen besloot ik dat ik er maar van moest genieten, dus dat deed ik.

Na mijn eerste zoen keek hij bedenkelijk naar mijn mond. Althans, dat dacht ik, mijn ogen waren immers nog steeds gesloten. Toen ik ze weer open deed was hij verdwenen. Hij had een briefje in mijn zak gestoken. Ik probeerde te huilen, het briefje nog in mijn zak. Thuis in bed las ik het. Het huilen ging een stuk makkelijker toen.

“Ik vond het zoenen best leuk, ik ben er alleen wel mee opgehouden toen ik er achter kwam dat je een hazenlip had, ik zie je nog wel een keer in de pauze, groetjes.”

Uiteindelijk ben ik in slaap gevallen, het briefje onder mijn kussen. Ik verwacht dat het nare gevoel binnenkort verdwijnen zal. Maar vandaag nog niet. Vandaag blijf ik in bed, precies zoals het hoort, mijn hand voor mijn mond en mijn ogen gesloten.

 Dit item werd eerder gepubliceerd op een van de vorige Dorst weblogs.