Dit verhaal begint vijfenennegentig jaar geleden in het krijgsgevangenenkamp Wünsdorf bij Berlijn.

In dit kamp verbleven de krijgsgevangenen uit de koloniale gebieden die de verschillende oorlogvoerende Europese landen op dat moment nog bezaten. Het werd ook wel het 'halvemaankamp' genoemd, vanwege de vele moslims die er krijgsgevangen zaten. In Wünsdorf stond ook de eerste moskee die ooit in Duitsland gestaan heeft.

De vele Aziatische, Arabische en Afrikaanse jongemannen die in Wünsdorf gevangen zaten werden gebruikt voor politieke propaganda en werden onderworpen aan allerlei vormen van wetenschappelijk onderzoek, op het gebied van antropologie, linguïstiek en musicologie. Een groep onderzoekers onder leiding van projectleider Wilhelm Doegen maakte gebruik van de situatie door radio-opnames te maken van de jongemannen die in het 'halvemaankamp' krijgsgevangen zaten. 

Op 3 juni 1916 zong Samba Diallo uit Mali twee liedjes in het Bambara voor Wilhelm Doegen en zijn medewerker Carl Meinhof. Op 27 januari 2011 vertaalde Marijn Prakke uit Nederland met hulp van Mamadou uit Guinee de liedjes van het Bambara, via het Frans, naar het Nederlands. Die middag zong Marijn de liedjes met muzikale begeleiding van Mamadou opnieuw in, om de verhalen van een jonge krijgsgevangen man toegankelijk te maken voor een Nederlandstalig publiek.