Vrijdag 23 januari 2015

Mijn dochters barbiepop kan niet staan, niet uit zichzelf. Ik ben al een heel leven bekend met de barbiepop, maar nu pas erger ik me eraan dat ze niet kan blijven staan. Ik ruim de poppen op en dan liggen die kleine vrouwen daar hulpeloos, lullig in de kast.

Mijn dochters barbiepop kan niet staan, niet uit zichzelf. Ik ben al een heel leven bekend met de barbiepop, maar nu pas erger ik me eraan dat ze niet kan blijven staan. Ik ruim de poppen op en dan liggen die kleine vrouwen daar hulpeloos, lullig in de kast. Het ziet er zo vreemd uit, als liggende etalagepoppen.

Nooit heb ik het als kind een probleem gevonden dat de barbies niet konden staan, ik heb daar zelfs nooit een gedachte aan gewijd, ze waren immers bedoeld om mee te spelen. Je kleedt ze aan en uit en je laat ze ‘alsof lopen’.

Als volwassene wil ik alles een goeie plek geven, de barbies neerzetten, maar ze laten zich niet neerzetten. Ze zijn niets als er niet met ze wordt gespeeld. Het liefste zou ik ze terug in hun doos stoppen, hun enkels en polsen met doorzichtig plastic draad aan de achterwand vastgebonden.

We zijn wezenlijk verschillend, het kind en ik. Ik dacht dat ik leuk met haar meespeelde met de lego, maar ze wil niet meer met me met de lego spelen.

‘Jij speelt niet,’ zegt ze, ‘jij bouwt.’

Het is waar, ik vind het geen enkel probleem om urenlang te bouwen aan een mobiele politiepost van lego, ik maak met liefde een lelijke legpuzzel van duizend stukjes, ik kan de domste kleurplaat met overtuiging inkleuren, maar spelen kost me moeite.

Als ik het kwartetspel pak, overvalt me onmiddellijk een gevoel van zinloosheid waar ik nooit last van heb wanneer me wordt gevraagd een eekhoorn in te kleuren.

Na afloop is het gevoel tegenovergesteld. Want tijdens het kleuren, bouwen of puzzelen ben ik doelgericht, fanatiek als iemand met een belangrijke missie en ga ik door tot ik niet meer kan, maar wat krijg ik er voor terug? Vermoeidheid, een stijve nek en een in elkaar gepuzzelde foto van een Zwitsers berglandschap. Terwijl ik mijzelf tijdens een kwartetspel nooit voor de gek kan houden dat ik ergens naartoe werk. Ik ga er gemakkelijk bij zitten, neem de tijd en ik hoef na afloop uit geen enkele droom te ontwaken.