Vrijdag 30 januari 2015

Ik dronk een glas water, het was lauw, ik vind lauw water smerig. Ik kon het glas beter opnieuw vullen en de kraan nu wat langer laten doorlopen, het eerste deel is vaak lauw. Maar ik had erge dorst en geen geduld...

Ik dronk een glas water, het was lauw, ik vind lauw water smerig. Ik kon het glas beter opnieuw vullen en de kraan nu wat langer laten doorlopen, het eerste deel is vaak lauw. Maar ik had erge dorst en geen geduld, dus dronk ik verder en stelde me zo snel mogelijk voor dat het een bloedhete dag was, dat ik veertig kilometer had gelopen en dat ik eindelijk wat te drinken kreeg en ja hoor, ruim op tijd, lang voor het glas leeg was, was het heerlijk water geworden.

Zo’n fantasie werkt sneller dan opnieuw een glas water vullen. Je moet er wel echt snel mee zijn, want als je niet op tijd in de juiste fantasie zit, drink je nog zeker een half glas smerig water, dan heb je de verkeerde keuze gemaakt en had je de realiteit beter kunnen aanpassen.

Ik ga altijd eerst met mijn eigen perceptie aan de slag en pas als dat niets oplevert of ik kom in de problemen begin ik aan de realiteit.

Zo zat ik laatst best smerig te lunchen en begon ik tijdens dat eten zo langzaamaan te concluderen dat ik gewoon niet zo veel van eten hield, dat eten een overschatte activiteit was, een noodzakelijk kwaad, nou prima, dan at ik toch wat minder. Ik hoefde niets na.

Toen de ober vroeg of het gesmaakt had, zei ik natuurlijk: ‘Ja,’ want ik kon het restaurant moeilijk verwijten dat ik niet van eten hield.

Pas toen ik diezelfde dag nogal goed dineerde, dacht ik: misschien is dat toch wel de moeite waard, lekker eten, zou het me dan toch interesseren? Ik nam kaas na, ik nam nog taart, ik nam koffie, een glas port, ja, ik voelde de liefde groeien.

Alsof ikzelf een ontwikkeling had doorgemaakt die dag, terwijl het toch echt de realiteit was geweest die zich had ontwikkeld: van slecht naar goed eten.

Gelukkig ben ik hardleers en bij een volgend smerig maal zal ik blij zijn dat eten me niet interesseert.