In de jaren ’60 en ’70 wist iedereen op de Antillen wie Robert Hosé was. Hij was tafeltennisser én succesvol zakenman. Ook nu hij al ruim veertig jaar op straat leeft is hij nog steeds een bekend figuur in Willemstad. De zwerver met dat been die de auto’s wast. Maar Hosé blijft een trotse man, die nog steeds in de harten van veel mensen zit, oud én jong.

Dewi Oudijk

Bij Aftan Schoonen kwam Hosé lange tijd thuis. Ze herinnert het zich nog goed: ‘Hij kwam elke zondag bij mijn grootouders auto’s wassen om wat centjes te verdienen. Ook stond er altijd eten voor hem klaar. Als de tafeltennistafel open stond, waren we altijd klaar een potje te spelen met hem. Hij kwam echt jarenlang op zondag. Tot mijn grootouders overleden.’

Het was niet de enige familie waar Robert Hosé aanschoof, hij ging vaak de huizen af om te vragen of hij nog auto’s kon wassen. Zo ook bij Rudolf Beaujon, die als kleine jongen al de deur open deed voor Hosé. ‘Hij belde meestal aan voor twee dingen. Of hij vroeg om een glas met water met veel ijs, of hij wilde onze auto’s wassen.’

Beaujon, nu 37,  woonde met zijn ouders in Parera en zag de zwervende Hosé regelmatig. ‘Tussen mijn zestiende en twintigste jaar kreeg ik een betere band met hem. Hij kwam aan de deur of ik zag hem in de buurt. Toen ik zelf ging autorijden gaf ik hem weleens een lift en dan babbelden we wat.‘ Later verhuisde Beaujon naar Nederland om te studeren, inmiddels woont hij alweer negen jaar op Curaçao.

Zijn ouders wisten dat de zwerver die nu aan de deur kwam, ooit een groot tafeltenniskampioen was. ‘Mijn ouders vertelden mij wel over wie hij vroeger was en toen ik ouder werd gaf mijn moeder mij het boek van Jan Brokken dat wij thuis hadden liggen. Dat heb ik gelezen voor mijn eindexamenlijst van de havo.’

'hij was een grotere kampioen dan ik'

Toen in 1995 De droevige kampioen van Jan Brokken uitkwam, ging  dat niet onopgemerkt voorbij op Curaçao. Op een georganiseerde avond in de Fortkerk sprak Miguel Pourier, toen minister-president van de Antillen, over het boek. Pourier was ook tafeltenniskampioen van Curaçao geweest en was zelfs verslagen door Robert Hosé. Brokken vond het een ontroerende speech: ‘Pourier zei: "Ik ben minister-president geworden en Robert, die een veel grotere kampioen was dan ik, ligt in de goot. Maar het had andersom kunnen zijn".’

Het boek veranderde ook het beeld wat de jonge Beaujon had over Hosé: ‘Ik had al sympathie voor hem en dat groeide alleen maar. Ik kreeg meer een idee van hoe hij zo terecht is gekomen. Ik heb het ook met hem over het boek gehad. Eigenlijk is het wel een heel triest verhaal, maar het is eerlijk gezegd een heel fijn persoon.’  

Als hij niet te high was vertelde Hosé graag over wat hij allemaal had meegemaakt en gaf hij ook advies: ‘Dat advies ging voornamelijk over hoe je vrouwen moest versieren. Ik was toen zestien of zeventien en ik vond het uiteraard heel interessant om te horen. En hij kon in geuren en kleuren vertellen hoeveel vrouwen hij wel niet had geregeld vroeger en de trucjes die je moest toepassen.’

geen choller

Maar er zijn niet alleen positieve herinneringen. ‘Ik kan het mij nog heel goed herinneren. Een keer ’s avonds laat rond elf uur ging de bel. Hij stond aan de deur en wilde geld, hij was high op zijn drugs en mijn vader werd heel boos. Daarna wilde mijn vader hem niet meer zien. Maar ik vond het altijd een beetje zielig en liet hem af en toe nog mijn auto wassen. Ik snapte wel dat hij verslaafd was.'

'En hij zei ook altijd: "Ik ben geen choller." Dat is een naam die wij aan drugsverslaafden geven op Curaçao, maar het betekent ook dat ze stelen voor drugs. Maar Robert zei altijd: "Ik ben geen choller, want ik steel niet om mijn drugsverslaving te onderhouden, ik werk om geld te verdienen." Hij was daar heel trots op.’

Die trots viel ook documentairemaker Sander Burger op tijdens hun ontmoetingen. ‘Ik was enorm onder de indruk, want het is een ontzettend grappige, intelligente man’,  zo vertelt hij tegen 2Doc. ‘Het feit dat hij met zoveel zelfspot over zichzelf kan praten; ik kan niks anders zeggen dan dat hij geen zielige man is. Alle mensen die ik heb gesproken, snappen er ook niks van. Maar ze hebben nog steeds bewondering en respect voor hem. Ondanks alles wat je weet, wordt hij geen slachtoffer. Het is iemand die echt voor dit leven heeft gekozen, voor zover je dat kan zeggen van iemand die een trauma heeft. Robert heeft van alle kant hulp gekregen. Hij kon zo van de straat naar een bejaardentehuis, maar hij vond het goed op deze manier.’