Panama, dat is Amerika op z'n smalst: plaatselijk maar een kilometer of vijftig. En toch, wie naar de andere kant wil varen, moet voor 1915 altijd een dikke tienduizend kilometer afleggen, helemaal naar de zuidelijkste punt van het continent en terug. Een kanaal zou de route drastisch verkorten. Er wordt vanaf 1881 zeven jaar gegraven onder Franse leiding, met tienduizenden malariadoden en astronomische verliezen als gevolg. Ze moeten het plan uiteindelijk opgeven. Maar de behoefte blijft. Graaf dat kanaal nou toch eindelijk, zegt de regering van de Verenigde Staten begin vorige eeuw tegen Groot-Colombia, het land waar het gebied in de negentiende eeuw bij is gaan horen. Een regeringsvertegenwoordiger gaat akkoord, maar de senaat verwerpt zijn voorstel.
In reactie op die Colombiaanse weigering steunen de Amerikanen een Panamese onafhankelijkheidsbeweging, die daardoor onmiddellijk succes heeft. Eind 1903 wordt Panama een onafhankelijk land, met één uitzondering: een 16 kilometer brede strook land aan weerszijden van het onvoltooide kanaal wordt tot Amerikaans eigendom verklaard. Met Amerikaans geld en moderne middelen begint het graven weer en in 1914 kan eindelijk het eerste schip door het kanaal. Het wordt een groot economisch succes, maar het feit dat de Amerikanen de kanaalzone in bezit hebben, leidt in de rest van de eeuw tot toenemende spanningen. De Panamese staat krijgt volgens de oorspronkelijke overeenkomst 10 miljoen dollar ineens en vervolgens 250 duizend dollar per jaar, terwijl de waarde voor de scheepvaart vele malen hoger is.