Inlichtingendienst AIVD erkent dat ze voor de moord op de Iraanse activist Ahmad Mola Nissi in 2017 in Den Haag over informatie beschikte van een dreiging tegen hem en dat ze die informatie destijds had moeten delen met het Openbaar Ministerie. De AIVD was op dat moment bezig met een onderzoek naar die dreiging maar kon dat niet afronden omdat Nissi op 8 november 2017 voor zijn huis van dichtbij werd doodgeschoten. Dat blijkt uit gesprekken die Argos en Follow the Money hadden met betrokkenen en de advocaat van de familie, Barbara van Straaten. ‘Volgens de eigen protocollen van de AIVD hadden zij eerder contact met het OM moeten opnemen en dat is niet gebeurd,’ zegt Van Straaten.

Ahmad Mola Nissi werd op 8 november 2017 op klaarlichte dag voor zijn huis in Den Haag doodgeschoten. Hij was de leider van de ASMLA, een beweging van een Arabische minderheid die naar afscheiding van Iran streeft. De schutter en eventuele andere betrokkenen zijn nooit gepakt. In januari 2019 meldde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok dat er ‘sterke aanwijzingen’ waren dat Iran betrokken was bij de moord.

Dreiging

In een uitzending van Argos in juni 2021 vertelde een Iraanse asielzoeker dat hij in 2015 door de Iraanse geheime dienst naar Nederland was gestuurd om voorbereidingen te treffen en de moord op Nissi uit te voeren. Hij was niet van plan die moord daadwerkelijk uit te voeren en vertelde zijn verhaal bij aankomst in Nederland aan de IND. Hij zegt ook de AIVD meermaals gewaarschuwd te hebben. Volgens eigen zeggen had hij voor de moord maandenlang wekelijks afspraken met twee mensen van de AIVD, zo blijkt uit gesprekken die Argos en Follow the Money met de man hadden. Via contact met collega’s uit de Iraanse geheime dienst was hij op de hoogte van de aanhoudende dreiging op het leven van Nissi.

Informatie achtergehouden

Na de uitzending van 2021 diende de familie een klacht in bij de AIVD die nu deels gegrond is verklaard, zo laat advocaat Barbara van Straaten weten. Volgens Van Straaten vond de AIVD de informatie destijds onvoldoende concreet. Wel wordt erkend dat volgens het eigen protocol overleg had moeten plaatsvinden met de Landelijk Officier van Justitie voor Terrorismebestrijding.

Dat protocol werd beleid na een rapport van de toezichthouder op de Inlichtingendiensten de CTIVD van november 2015. Daar in staat dat als de dienst beschikt over “informatie over ernstig strafbare feiten, de ruimte om te beslissen deze informatie niet aan het OM te verstrekken uitermate klein, zo niet nihil, is.” Die aanbeveling is door de AIVD overgenomen en begin 2016 van kracht geworden.

Geen ruimte om af te wijken

‘Het gaat hier in de kern om de samenwerking tussen de inlichtingendiensten en het OM en politie,’ zegt Jelle van Buuren, inlichtingen- en veiligheidsexpert van de Universiteit Leiden. ‘Tijdens hun werk kan de AIVD kennis verkrijgen over ernstige strafbare feiten. En de vraag is dan of het geheel aan de AIVD is om te beslissen of en wanneer die informatie door te zetten naar politie en OM. In het protocol staat heel duidelijk: als er sprake is van ernstige strafbare feiten dan moet er vooroverleg plaatsvinden, de ruimte om daarvan af te wijken is nihil.’

De familie overweegt om de klacht en afhandeling daarvan door de AIVD voor te leggen aan de toezichthouder op de Inlichtingendiensten de CTIVD. Volgens advocaat Barbara van Straaten is er nog steeds geen volledige openheid en wil de familie graag weten hoe concreet iets moet zijn om wel in te grijpen.