De Groten der Aarde (Cher, Freddie Mercury, Fergie) stelden ons Grote Vragen maar gaven hier vervolgens nooit een zinnig antwoord op. Dorst vroeg vier jonge filosofen deze Grote Vragen te beantwoorden. We hebben negenennegentig problemen, maar deze vraagstukken zijn er geen (meer). Deze week Cher met: Do you believe in live after love?

De grote vragen (2)

De filosofie bedrijven is een eenzame aangelegenheid. Wie ideeën liefheeft, merkt al gauw dat je niet tegen ze kunt aankruipen in het donker. Ze persen geen sinaasappeltjes voor je uit als je ziek bent en ze zeggen nooit iets terug. Een dialoog met een tekst of een boek bestaat in feite uit twee monologen, van auteur en lezer. De onbeantwoorde vragen in een volgekrabbelde kantlijn zijn daarvan het bewijs. Filosofen zijn dan ook niet de beste adviseurs als het om romantische liefde gaat.
Do you believe in life after love? is een vraag over liefdesverdriet. Gaat het leven door na het verlies van een grote liefde? De vraag veronderstelt dat er ook situaties kunnen zijn waarin het leven na het verlies van een geliefde helemaal niet doorgaat. Wanneer is dat dan?
Als kind is je eerste grote liefde natuurlijk je moeder. Het was Sigmund Freud die zag dat in die eerste liefde ook meteen het eerste liefdesverdriet besloten ligt, want ook al zal mama altijd van je blijven houden, ze blijft toch uiteindelijk van iemand anders, meestal van papa. Dat is een bittere pil. Vanuit dat oogpunt bekeken, is iedere latere liefde dus een reactie op een verlies: een poging om voorgaand liefdesverdriet te vergeten. Life, zou je kunnen zeggen, bestaat in zekere zin altijd pas after love en iedere vorm van liefdesverdriet in het latere leven trekt die oorspronkelijke wond weer open.
Toch is ieder verlies natuurlijk anders. De verschrompelde weduwe bouwt een klein altaar voor haar overleden echtgenoot; het gekrenkte bruidje gooit met veel bombarie een koffer met kleren uit het raam; de zeeman schrijft dagelijks een lange e-mail aan zijn getatoeëerde geliefde. Er bestaan net zoveel reacties op verlies als er verschillende soorten verliezen zijn. Freud schreef er in 1917 een klein maar fijn boekje over en noemde het Rouw en Melancholie.

In dat werk beschrijft hij wat er met je kan gebeuren als je iemand kwijtraakt die je heel dierbaar is. Dat kan zijn als er iemand is overleden maar ook als iemand bij je is weggegaan. Vaak droom je nog over die persoon of je denkt haar vanuit je ooghoek te zien zitten in bus 174 naar Wilnis. Een psychoanalyticus zal je vertellen dat je op zulke momenten onbewust bezig bent jezelf los te maken van diegene, zodat er weer energie en ruimte vrijkomt om je aan nieuwe mensen en dingen te binden. Omdat het geïdealiseerde beeld van je geliefde daarbij aan duigen valt, noemen sommige analytici dit proces zelfs het ‘psychisch doden’ van je geliefde.
Bij romantische liefde is nogal eens sprake van verwarring van jezelf met de ander. Als het beeld van je geliefde en het beeld van jezelf in je kop erg verstrengeld zijn, kan het zomaar gebeuren dat je in het proces van rouw niet het beeld van je geliefde loslaat (psychisch ‘dood- maakt’) maar jezelf. Volgens Freud is dat de basis van depressies en kan het in uiterste gevallen zelfs leiden tot zelfmoord. In zo’n geval is er voor de rouwende persoon letterlijk geen life after love mogelijk.
Maar er zijn ook andere reacties denkbaar op een groot verlies. Misschien schrijf je er zoete popliedjes over, of geef je de romantische liefde wel helemaal op en richt je je op iets an- ders, bijvoorbeeld het bestuderen en liefhebben van mooie ideeën. Ideeën gaan immers niet dood en ze zullen je ook niet zo snel verlaten. Misschien zijn filosofen - liefhebbers van de wijsheid tenslotte - eigenlijk wel stiekem op zoek naar een vriendje of vriendinnetje dat nooit bij ze weggaat.

Arthur Eaton (1988) is psycholoog, historicus en filosoof. Hij is als promovendus verbonden aan University College London (UCL).