Nederland stond de afgelopen week stil bij haar eigen politieke feestje, maar verloor de situatie in Syrië, niet voor het eerst, uit het zicht. Chris Kijne zag het met lede ogen aan.

Je zou het ‘het feest van de democratie’ kunnen noemen, wat er gebeurde op 15 maart. Op verschillende plaatsen in het land kwamen de mensen uit hun huizen en deden wat in een democratie het grootste goed is: ze gaven hun mening, onbevreesd, eerlijk en open. Om daarna te kijken wat al die meningen bij elkaar voor land zouden opleveren.

Zo gaat dat in een democratie.

Maar dat is niet wat er vervolgens gebeurde, in Syrië, nadat op 15 maart 2011 inderdaad dappere burgers in Dara’a, in het zuidwesten van het land, en in de hoofdstad Damascus de straat opgingen om te protesteren tegen het regime van Bashar al Assad.

Dat vervolg zou doorklinken tot in de lokalen van ons verkiezingsfeest, op de dag af zes jaar na het hoopvolle begin.

eensgezind

Eerst ging het nog best aardig, met die democratie.  Want het was inderdaad een koor van veel meningen dat opklonk, voortkomend uit allerlei lagen van de bevolking, verschillende etnische groeperingen, uiteenlopende geloofsovertuigingen, diverse sociale lagen. Een koor dat betrekkelijk eensgezind zong van een nieuw land, met een nieuw, democratisch bewind, waarin  burgers, net als bij ons, op gezette tijden in vrije verkiezingen hun mening mochten geven over hoe het verder moest.

Daar waren ze het best over eens, de Syriërs. Maar het duurde niet lang. Want Bashar al Assad wist twee dingen: als ik een duimbreed toegeef ben ik weg. En mijn grootste vijand is mijn beste bondgenoot.

En dus dééd hij ook twee dingen: hij zette de allervuilste middelen die hij tot zijn beschikking had in om de eerste eensgezinde protesten de kop in te drukken.  Door de demonstranten van de straat te schieten, door de martelingen en de arrestaties op te voeren en uiteindelijk ook met gifgas.

En hij zette de gevangenissen open om de radicaalste jihadi’s die daar de afgelopen jaren in waren terechtgekomen een kans te geven zijn belangrijkste troefkaart werkelijkheid te laten worden: u hebt de keus tussen mij en de terroristen.

meer van de VPRO over en vanuit Syrië

Dara’a, 16 maart 2017

Beeld van de Syrische stad Dara’a op 16 maart 2017.

Rookwolken verzamelen boven Dara’a na een aanval op rebellen in het gebied, op 16 maart 2017.

een ver conflict

In de jaren na die 15e maart 2011 is dat precies het scenario dat zich heeft ontwikkeld.  President Obama, verkozen op de belofte een eind te maken aan de twee oorlogen waar zijn land onder George W. Bush in verzeild was geraakt, aarzelde om zich opnieuw te mengen in een ver conflict. En gaf nauwelijks steun aan de eerste gewapende vertegenwoordigers van die eerste roep om een representatieve democratie. 

Vanuit de Golf en Saoedi-Arabië werden radicalere islamitische groeperingen wel gesteund met veel geld en wapens. In de zich steeds duidelijker aftekenende strijd tussen soennieten en sjiieten die door het westerse ingrijpen in Irak was ontbrand.

En vanuit datzelfde Irak zagen de radicaalste soenitische islamisten, ooit begonnen onder de vlag van Al Qaeda in Irak, maar uiteindelijk door de Amerikanen bijna  geëlimineerd, hun kans schoon op  een doorstart. En op de verwezenlijking van de grootste en revolutionairste belofte: in het inmiddels van elk gezag ontdane oosten van Syrie begonnen zij hun Kalifaat.

lees ook van Chris Kijne

  • puinhopen

    Op de nu overal rokende puinhopen van het democratisch elan van die 15e maart was ISIS geboren.

    Van ISIS kwam Charlie Hebdo, van ISIS kwam Bataclan en van ISIS kwam Brussel. En niet in de laatste plaats kwam van ISIS ook het ingrijpen van Vladimir Poetins Rusland in de Syrische burgeroorlog. En van ISIS, de andere radikalinski’s en Poetin en Assads bombardementen kwam de lange optocht verschoppelingen die in de zomer van 2015 de Balkan in begon te trekken op weg naar het Duitse paradijs.

    Laat ik ze ‘de gamechangers’ noemen.

    In een Amsterdams café had ik na de democratische plicht het volgende gesprek:

    De Vrouw: ‘Maar ben jij dan niet bang voor ISIS?’

    Ik: ‘Nee.’

    Zij: 'Maar al dat geweld, die onthoofdingen enzo, dat is toch om doodsbang van te worden?’

    Ik: ‘Het is een achterhoedegevecht. En bovendien is het dáár en niet hier.'

    Zij: ‘Nou, maar er is hier een tijdje terug toch ook zo’n hoofd gevonden, in Amsterdam?'

    Ik: ‘Dat waren criminelen, geen islamisten.'

    Zij: ‘Maar het waren wel Marokkanen.’

    Zelden zullen de gesprekken op ons eigen feestje, op 15 maart 2017, zoveel te maken hebben gehad met wat er in de wereld gebeurde sinds 15 maart 2011.

    Niet veel vaker zal het beeld van ons eigen land zo gekleurd zijn door het bloed dat elders vloeit.

    Zelden ging het er in de campagnes zo weinig over.