Al jarenlang verslaan Fransen de rest van de wereld in het gebruik van antidepressiva. Ze blijken nog pessimistischer over hun toekomst dan Afghanen en Irakezen. Wat is dat toch met de onuitroeibare melancholie van de Fransen?

Dagelijks verbaast Wilfred de Bruijn zich over de chagrijnige hoofden van de andere Parijzenaars die hij tegenkomt in de metro en op straat. Je zou denken dat het de angst voor terreur is die hun parten speelt. Maar vóór de aanslagen waren de mensen niet veel vrolijker.

Wilfred en zijn vriend Olivier proberen op reis naar het buitenhuis van Oliviers familie in de Ardèche te achterhalen waarom Fransen zo somber zijn gestemd. Bij elke rustpauze op hun route zuidwaarts stuiten ze op Fransen die hun nostalgie ventileren over vervlogen tijden, zoals de periode van De Gaulle die nog wist wat normen en waarden waren, of juist de trente glorieuses – de dertig gloriejaren na de oorlog, of gewoon de tijd dat mensen zich nog openstelden voor hun buren.

De nostalgie die de Fransen kenmerkt lijkt te gaan over iets wat ze zijn kwijtgeraakt. Misschien verlangen ze wel gewoon naar de tijd dat Frankrijk nog iets voorstelde in de wereld. Toen het een modern land met een voorbeeldfunctie was, niet alleen vanwege de technologische hoogstandjes van Eiffel maar vooral vanwege het sociale experiment dat was ingezet door de Revolutie. Zo kwam de latere Chinese president Deng Xiaoping als jonge student in het slaperige Franse provinciestadje Montargis op het idee om de Chinese Communistische partij op te richten. We weten waartoe dat in China heeft geleid. Maar wat hebben de zwaar bevochten republikeinse idealen in Frankrijk gebracht?

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap zijn heel mooi, maar wat nou als je een kleurtje hebt, een andere religie of een andere seksuele voorkeur? Aan de lunchtafel bij zijn familie hekelt Olivier het conservatisme van de traditionele blanke Fransman die model staat voor de ideale Republikeinse burger. Het keurslijf waarin iedereen moet passen, wordt door steeds meer mensen als beknellend ervaren. 

Wat er kan gebeuren als je niet aan het ideaalbeeld voldoet, ondervonden Wilfred en Olivier drie jaar geleden toen ze in elkaar werden geslagen omdat ze hand in hand liepen. Sindsdien voelen zij zich beperkt in hun vrijheid. Voor hun eigen veiligheid begeven ze zich bij voorkeur in homoseksuele kringen. Gedrag dat Fransen geringschattend afdoen als communautarisme, een negatieve term voor alle groeperingen die een eigenheid claimen en zich daarmee zouden afzetten tegen het Republikeinse ideaalbeeld.  

Het lijkt erop dat de ooit zo inspirerende woorden Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap als ketenen om de Franse nek hangen. Met als gevolg dat men veel klaagt en elkaar continu de maat neemt. Maar als Wilfred in een klein dorpje aan de lokale cafébezoekers vraagt of het Franse motto dan maar van de façade van het stadhuis gesloopt moet worden, aarzelt men. ‘Laat dan in ieder geval vrijheid staan’, merkt iemand op. ‘We zijn tenminste nog wel vrij’.